Ongeveer een maand is voorbijgegaan. Sorane en Ora zijn intussen de beste vriendinnen geworden en trainen elke avond in hun vrije uren, zoveel mogelijk samen in de grootste sportzaal van de organisatie. In begin lachten de aanwezigen met de stuntelige Ora, maar naarmate ze vorderde, beginnen ze haar toch met andere ogen te bekijken. Sorane blijkt een goede leermeesteres te zijn.
Tijdens deze trainingssessies, merkt ze dat Deno die hier ook komt trainen, haar soms aanstaart. Maar buiten een paar korte zinnen zegt ze niet veel tegen hem. Intussen probeert Rinar steeds meer gegevens op een memorie module te kopiëren, als hij de kans ziet. Na elke geslaagde kopie voert hij een zelfgemaakt programma, die de sporen wist. Soms als Rinar Ora komt afhalen op de training praat Sorane altijd heel even met hem, maar verder hebben ze geen contact met elkaar.
Bij die korte ontmoetingen, voelt ze wel dat hij meer en meer gespannen wordt. Ze kan het echter begrijpen, naarmate de tijd verstrijkt, wordt het steeds gevaarlijker. Toch durft ze hem niet te vragen hoeveel belastende gegevens hij al in bezit heeft. Ook Ora weet het niet.
‘Hopelijk wil Rinar niet te veel, want dat kan gevaarlijk worden,’ denkt ze.
In het begin van de vijfde week wordt Sorane bij Atos, de rechterhand van Aqunok geroepen.
‘Ha, Sorane. Eindelijk ben je er. Ik heb een belangrijke opdracht voor u. We hebben een verraadster in ons midden.’
‘Een verraadster, zouden ze Rinar en Ora….?’ schrikt ze luid op, maar als de man verdergaat, beseft ze dat ze dat Atos het over iemand anders heeft.
‘Ja, een verraadster, Sorane. En Her Aqunok dacht dat ze een van zijn trouwste medewerkers was. Ze heeft zelfs het bed met hem gedeeld, voor de meesteres hem als haar uitverkorene aanduidde. Maar we hebben ontdekt, dat ze gegevens doorspeelt aan andere organisaties, zoals de onze.’
Terwijl ze diep in haar binnenste trilt van spanning, kijkt ze Atos aan, alsof ze het niet kan geloven. Ze dacht al dat zij ontdekt was.
‘Wie is die verraadster?’
‘Jij kent haar niet, denk ik. Haar naam is Berana Vorkaor.’
‘Niet persoonlijk, maar als ik het goed heb, was zij toch aanwezig bij Heer Aqunok, toen hij mij ondervraagde over de twee mannen en de vrouw die ik in het appartement van Alon doodde. En Her Aqunok vermelde later, toen ik zijn lijfwachten verschalkte, iets over haar. Ik geloof dat hij zei, dat ze in ongenade gevallen was of zoiets.‘
‘Ik heb wel van die sadistische moordenares gehoord,’ denkt ze.
‘Dat klopt. Die vrouw is het. Ze behoorde samen met mij en Heer Aqunok tot de top, maar we ontdekten dat ze zelf de macht over de organisatie wil.’
‘Waarom ik?’
‘Een soort test, Sorane. Ik dacht dadelijk dat dit een geknipte opdracht voor jou zou zijn, gezien jij de nijging hebt alleen mensen te doden, die iets op hun geweten hebben.’
‘Tja, dat is altijd een slechte eigenschap geweest, zoals mijn vroegere baas het noemde. Ik hoop dat die vrouw iets op haar geweten heeft, anders moet ik u teleurstellen,’ antwoordt de roodharige.
Atos kijkt de mooie vrouw even streng aan, maar zegt dan:
‘Een bevel tot liquidatie kan je niet weigeren, Sorane. Gelukkig voor jou heeft deze vrouw wel een pak op haar kerfstok. Anders zou ze nooit zo hoog in de organisatie opgeklommen zijn. Je krijgt drie dagen de tijd om je opdracht te volbrengen, Sorane Cobanon. Meld je daarna hier op mijn bureau,’ zegt Atos, terwijl hij haar een enveloppe geeft.
Sorane neemt de enveloppe aan en knikt ter afscheid.
‘De wens van heer Aqunok is voor mij een bevel, Heer Atos,’ zegt ze hees.
Atos kijkt haar nadenkend na als ze zijn rijk ingericht kantoor verlaat.
‘Misschien kunnen we haar toch nog gebruiken in de organisatie. Ik denk wel dat ze te vertrouwen is. Alleen dat geval met Alon die agent, dat zit me nog dwars. Ze lijkt me iemand die haar verstand nuttig gebruikt. Was ze alleen maar zijn onwetend liefje of was ze op de hoogte van het feit, dat hij een agent was? En werkten ze misschien samen. Dat moet ik zo snel mogelijk te weten komen,’ denkt hij.
Die avond brengt Sorane Ora tijdens de training op de hoogte van haar opdracht. De jonge vrouw kijkt haar verrast aan.
‘Vergeet niet te trainen als ik weg ben, Ora. Want al leer je snel, je bent er nog lang niet.’
‘Wij nemen haar wel onder onze hoede, roodkopje,’ zegt een stem lachend.
Sorane draait haar hoofd om en kijkt recht in de ogen van een lange slanke man. Hij kijkt haar met indringende blik aan. Hij merkt dat ze niet zo opgewekt is, dan anders.
‘Pas maar op, Deno. Laat haar met rust, anders leer ik je een lesje dat je niet vlug zult vergeten,’ zegt Sorane met een dreigende glimlach.
‘Geen probleem, we zullen haar met zachte handschoenen aanpakken.’
De roodharige kijkt hem nog even aan en knipoogt even naar hem. Dan wendt ze zich tot Ora.
‘Kom, Rinar zal al naar jou staan wachten, die bullebakken hier, kunnen het zonder ons wel af.’
‘Kan ik je even spreken, Sorane?’
De roodharige aarzelt even. Ze denkt te weten waarover hij met haar wil praten. Alon, zijn vermoorde vriend. Ze moet wel oppassen wat ze zegt. Hij werkt voor de organisatie van Aqunok, maar is ook een agent. En dat is beter dat niemand anders dit weet.
Dan knikt ze.
‘Kom, we gaan naar een ondervragingsruimte.’
‘Word ik aan een verhoor onderworpen, Deno?’
Deno glimlacht even, maar merkt dat Sorane het ernstig meent. Met een handbeweging wijst hij haar de weg. Zijn collega’s en Ora kijken hem verbaasd na.
‘Het spijt me van Alon. Maar hoe gaat het met jou, Sorane?’
‘Niet zo goed, Deno. Maar ik moet me sterk houden. In een organisatie als deze is geen plaats voor verdriet.’
‘Wist jij dat Alon een agent was?’
Even weet Sorane niet wat te zeggen, deze man was een goede vriend van Alon. Hij lijkt een eerlijke agent, maar ze zijn zovele agenten die door de organisatie betaald worden. Wryne vertrouwt ze, maar verder moet ze voorzichtig zijn.
‘Ja, dat wist ik, Deno. Ik hield van hem en hij van mij. Maar we spraken af dat ik mij er niet mee zou bemoeien. Misschien ging hij akkoord om mij te beschermen. Ik weet het niet.’
‘Of kan het zijn dat hij voor zijn leven vreesde,’ denkt hij, maar zegt:
‘Als je hem niet verraden hebt, dan zou ik wel willen weten waarom?’
‘Ik hield van hem, Deno. Ik zou hem nooit verraden hebben, net zomin als ik Wryne en jou zou verraden,’ zegt Sorane, terwijl tranen in haar ogen opwellen.
Even schrikt Deno. Dus Wryne had gelijk. Sorane weet dat ze agenten zijn. Maar waarom heeft ze nog niets tegen her Atos gezegd.
‘Je wist het dus echt van ons, Sorane.’
‘Ja, Deno. Ik weet wie jullie zijn. Maar wat je opdracht is, weet ik echter niet,’ fluistert de roodharige, terwijl de tranen over haar wangen naar beneden rollen.
Deno wil haar troosten, maar hij laat zijn handen zakken, want hij twijfelt.
‘Ze is een vrouw die dood in opdracht. Waarom heeft ze tot nu niets gezegd? Is ze te vertrouwen of speelt ze een spel om uit te zoeken voor wie we werken?’ denkt hij.
Sorane veegt haar tranen uit haar ogen en herpakt zich. Wist ze maar meer over deze man die een goede vriend was van Alon. Maar ze moet voorzichtig zijn en zich niet te veel blootstellen.
‘Of heb ik al teveel gezegd,’ denkt ze.
‘Is het verhoor nu afgelopen, mijnheer Vergan?’ zegt ze nogal onvriendelijk.
De man voor haar schrikt van haar stem en dat ze hem nu plots mijnheer Vergan noemt.
Dan knikt hij even.
‘Ik wilde alleen even met je over mijn vriend praten, Sorane. Ik wil weten wie hij was en wie hem gedood heeft. Dat jij het niet was, was een vermoeden, dat je nu bevestigd hebt.’
‘Ik wil het er niet meer over hebben, mijnheer Vergan. Ik probeer zijn dood te verwerken, zodat ik verder kan met mijn nutteloos bestaan. Het kan mij niet zoveel meer schelen, nu ik hem verloren heb.’
‘Nutteloos moet je je niet voelen, Sorane. Het leven gaat verder.’
‘Dat weet ik, agent. Maar als ik ooit ontdek wie hem verraden heeft, dan sta ik niet voor mezelf in,’ zegt ze nogal onvriendelijk.
Deno knikt even en zegt even ruw:
‘Doe dat, maar zorg dat je het overleeft, Sorane.’
Sorane zegt niets meer, maar rent bijna naar buiten, waar ze zich bij Ora voegt. Deno gaat haar aarzelend achterna en kijkt beide mooie vrouwen na als ze de zaal verlaten.
‘Je bevalt mij wel, Sorane, maar ik moet mij aan mijn opdracht wijden en ook ik wil uitzoeken wie Alon verraden heeft. Hij had een hevig boontje voor jou. Hopelijk heb jij werkelijk niets met zijn dood te maken,’ denkt Deno.
‘Heb je eindelijk een liefje, Deno? Je hebt toch die huurmoordenares niet aan de haak geslagen.’ roept een van zijn collega’s lachend.
Even kijkt hij naar hen om en glimlacht.
‘Misschien ziet ze mij wel zitten, Morun. Je bent toch niet jaloers.’
‘Jaloers, dat zeker. Ze is een bloedmooie meid, maar ze ziet me zelfs niet staan.’
‘Het zal wel een tijdje duren, Morun. Want haar vriend was die agent die neergeschoten werd. Ze voelt zich door hem verraden.’
‘Wat? Dus daarom is ze zo afwezig.’
‘We zien wel hoe het loopt, Evon. Ik zie jullie straks wel. Ik moet nadenken.’
‘Oké, Deno. Maar dat zal morgen pas zijn, we hebben beiden een halve dag vrij.’
‘Deno knikt even.
‘Dat was ik even vergeten. Tot morgen dan.’
Die avond komen twee mannen en een vrouw samen in de flat van Deno. Deno laat hen binnen en kijkt even de gang in, maar ziet alleen een oudere vrouw met haar zoontje in haar flat naar binnen gaan. Hij zucht even, want je kan niet voorzichtig genoeg zijn in hun beroep. Het gevaar kan van overal komen.
‘Weet je al iets meer over de dood van onze collega?’ vraagt een van de mannen.
‘Nee, Feron. Aan Sorane Nador twijfel ik. Ze heeft de moordenaars gedood in een opwelling naar het schijnt. Maar ik heb nog niet kunnen uitmaken of zij of iemand anders hem verraden heeft.’
‘Als ze hem verraden heeft, waarom zou ze dan die moordenaars gedood hebben. Het zal niet zo gemakkelijk geweest zijn, om zich daaruit te praten.’
Deno kijkt Wryne even aan.
‘Daarom twijfel ik juist. Waarom hebben ze haar niet gedood, Wryne? Ergens klopt iets niet.’
‘Sorane Nador wist niet dat Alon een agent was, collega’s.’
‘Daar vergis je in, Feron. Ze wist het en ze weet ook dat ik en Deno agenten zijn.’
‘Ben je daar zeker van, Wryne?’
‘Ja, ze heeft het mij zelf gezegd. Maar ze zei dat ons geheim bij haar veilig is.’
‘Vertrouw je haar dan zo snel, Wryne?’
‘Ik denk het wel, al kan je nooit zeker zijn.’
‘Zo onschuldig als jij lijkt te denken, is ze ook weer niet.’
Wryne kijkt Feron aan, maar Deno is haar voor.
‘Wat bedoel je?’
‘Ik heb de beelden op deze module gezien, Deno. Die Sorane is een monster in mensen gedaante,’ zegt de derde man, terwijl hij een memorymodule uit zijn zak haalt.
Verbaasd kijken de drie anderen hem aan. Aarzelend neemt Deno de module aan en haast zich naar de salon. Daar plaatst hij de module in het gepaste slot en activeert het toestel.
Als hij naast de anderen in een van de zetels plaatsneemt, verschijnen de eerste beelden van de privé vertrekken van Aqunok op het scherm.
Ze zien Aqunok met getrokken wapen uit de kamer, waar hij zich bevond, komen. Voor hem staat Sorane. Zij heeft echter geen wapen in haar hand. Langzaam steekt hij zijn wapen weer in zijn schouderholster en kijkt de roodharige aan.
‘Ik wil een verklaring van jou en laat het geloofwaardig klinken anders kom je hier niet levend weg. Waarom woonde jij met die verrader samen.?’ horen ze Aqunok zeggen.
‘Ik was op hem verliefd. Ik dacht dat hij ook van mij hield, maar hij maakte misbruik van mijn vertrouwen. Gelukkig voor hem, kwam ik het te laat te weten, want anders had hem, zoals ik al eerder zei, zelf langzaam om het leven gebracht. Niemand zou ooit geweten hebben wat er met die verrader gebeurd was,’ antwoordt Sorane tot hun verbazing.
‘Wat??? Hoe kon ik het zo verkeerd hebben? Verdomme, Sorane. Als ik je…. Zet dat ding af of…’ roept Deno woedend uit.
Wryne kijkt haar collega verbaasd aan.
‘Zet dat af, verdomme. Ze is even erg als de rest. En Alon hielt van dat kreng,’ roept Deno uit.
‘Ik hoop dat ik je kan geloven, Sorane. Voorlopig hoort zij…’ is het laatste wat ze horen, voor de teevee uitgeschakeld wordt.
‘Wat is er, Deno. Je lijkt helemaal in de war,’ zegt de agente.
‘Ik snap het, Wryne. Onze vriend hier is verliefd op die meid,’ lacht een van de twee andere mannen.
‘Verlieft, Lonon. Nee dat niet, ik mocht haar wel, maar nu. En zelfs als dat zo zou zijn. Dat kreng is mijn vriendschap niet waart. Als ik haar in mijn handen krijg, dan…’ zegt Deno met ingehouden woede.
Terwijl Deno zich in een zetel laat vallen, kijken de anderen verder naar de beelden. Geen van allen merkt dat Wryne echter nadenkend voor zich uit kijkt. Plots richt ze zich tot Deno, die daar zit alsof de wereld voor hem vergaan. Ze beseft dat Lonon gelijk heeft. Deno heeft het zwaar te pakken van Sorane. Als haar gedachten juist zijn, dan moet Deno het zeker weten, voor hij iets doet waar hij later spijt van heeft.
‘Deno.’
‘Ja, maar begin niet over dat kreng van een Sorane.’
‘Toch wel, Deno. Denk je eens in wat jij zou doen als je daar in haar plaats gestaan had. Ik mocht Sorane niet, om haar beroep. Dat weet je. Maar ik heb met haar gepraat. Eerst nogal stram. Maar later zette ik mijn afkeer opzij. Misschien zou ze wel een goede vriendin geworden zijn als dit niet gebeurd was. Maar van een ding ben ik zeker. Ze hielt van Alon. Zoveel dat ze hem nooit zou kunnen doden.’
‘En toch zou ze het gedaan hebben, Wryne. Je hebt het met haar eigen woorden gehoord.’
‘Dat wel. Wat moest ze anders? Ze moest hen overtuigen, want als ze dat niet deed dan kwam ze niet levend uit dat kantoor. Terwijl ze het woedend over Alon had, stonden er tranen in haar ogen. Sorane stond op instorten en niet van woede, maar van verdriet. Maar ze moest hen overtuigen.’
Even kijkt Deno zijn collega hoopvol aan, maar dan beseft Wryne dat hij toch nog twijfels heeft. De woorden van Sorane klinken nog teveel na.
‘Je bent niet goed bij je hoofd, Wryne. Sorane is een koelbloedige moordenares, meer niet.’
Wryne staart hem verbaasd aan.
‘En nog iets. Toen ze voor Aqunok stond heeft ze met geen enkel woord over ons gerept. Ze weet wie we zijn en ze verraadde ons niet. Als ze dat gedaan had, dan was ze dadelijk geen verdachte meer.’
Deno kijkt haar verbaasd aan, maar hij geraakt er niet wijs uit.
‘Misschien heeft Wryne toch gelijk, Deno,’ zegt een van de twee anderen.’
‘Zwijg erover,’ roept Deno uit en staat met trillende handen op.
Even blijft hij staan en ademt in en uit.
‘Ik ga slapen, tot morgen,’ zegt hij nog en haast zich naar boven.
Wryne kijkt de anderen even aan.
‘Als je gelijk hebt, Wryne. Dan…’
‘Zeker ben ik niet, Lonon. Maar dat Sorane op instorten stond dat weet ik zeker. Misschien kunnen we later de opnames verder bekijken.’
Dat doen we. Maar we moeten wel wachten tot Deno er niet is.
‘Dat is pas volgende week.’
Als Wryne opstaat, denkt ze.
’Ik hoop dat hij er morgen anders over denkt en haar nog een kans geeft om het uit te leggen. Alhoewel hij zeer koppig kan zijn. Want al jaren wil hij niet meer met zijn zus Seana praten. En dat was een kleine ruzie, terwijl hij zich nu verraden voelt.’
‘Hopelijk maakt hij geen fouten, want dat zou ons allen in gevaar kunnen brengen.’
‘Dat zal hij niet, Lonon. Maar ik zal toch een paar dagen in zijn buurt proberen te blijven.’
‘Moeten we het hoofdbureau niet op de hoogte brengen, collega’s.’
‘Nee, voorlopig niet, Feron. Als ik merkt dat Deno toch nog doordraait, dan zal ik dadelijk doen. Maar eerst wil ik afwachten.’
‘Oké, Wryne. Ik hoop dat je gelijk hebt.’
‘Deno wegsturen zou onze undercoveroperatie in gevaar kunnen brengen, Feron. Daarom geef ik hem deze kans.’
‘Wat nu? Gaan we?’
‘Ik wil dat jullie de rest van de beelden zien. Ik ga met Deno wel iets drinken in de keuken.’
Wryne knikt, Lonon toe.
In de keuken, kijkt Deno zijn collega aan.
‘Ik weet niet wat ik moet geloven, Lonon. Staat er nog meer over Sorane op de module.’
‘Nee, wel enkele belangrijke zaken, maar niet echt over Sorane in verband met Alon.’
‘Alon was een goede vriend, Lonon. En een collega. Al werkte hij voor het gewone politiekorps.’
‘Spijtig dat we hem niet meer betrokken hebben met onze opdracht.’
‘Zo luiden de bevelen. Niemand van de stadpolitie is ervan op de hoogte dat wij federale agenten zijn.’
‘Misschien hadden we hen op de hoogte moeten brengen. Alon wist het denk ik wel. Maar zonder toestemming mocht hij er niet over praten en wij ook niet.’
Als Deno en Lonon een twintigtal minuten later in de salon binnenstappen, is de module al een tijdje beëindigd. Wryne en Feron zitten erover te praten, maar zwijgen zoveel mogelijk over Sorane.
Intussen bevindt zij zich op weg naar een andere deel van de stad. Liran, haar begeleider stopt de wagen nabij een groot hotel en de roodharige stapt uit. Sorane is in een donkerblauw nauwsluitend pak gekleed en loopt op de toegangsdeur af. Liran rijdt intussen met de wagen naar de parking. Als Sorane een paar minuten later op haar kamer haar bagage, die eerder gebracht werd, aan het uitpakken is, komt de man binnen.
‘Heb je alles,’ vraagt hij.
‘Zeker, Liran. Maar voor we iets kunnen ondernemen moet ik op onderzoek, want ik wil zeker zijn, dat we het juiste doelwit raken.’
‘Doe je zin maar, Sorane. Maar ik vind het tijdverspilling. Als ze buitenkomt, pang… en ze is er geweest.’
‘Je weet dat vele top leden een of meerdere dubbels hebben. Ik wil zeker zijn dat we de juiste hebben en daar heb ik een beetje tijd voor nodig. Want als we de verkeerde raken, dan zal Aqunok ons onder de grond laten stoppen,’ zegt Sorane en verlaat even later het appartement.
Liran kijkt even naar de gesloten deur en trekt dan zijn schouders op.
‘Je moet het zelf weten, meid. Hopelijk ontdekken haar mensen je niet. Ik ben hier toch alleen om je te controleren. De vorige keer heb je mij weten te verrassen, maar nu ben ik op mijn hoede,’ denkt hij.
Uren gaan voorbij voor Sorane terugkeert. Liran is al ongeduldig aan het wachten als ze plots de deur opent.
‘Ben je daar eindelijk? Waar heb je gezeten?’
‘Ik ben jou geen verantwoording schuldig, Liran. We hebben drie dagen de tijd. Ik wil eerst weten wat mijn doelwit doet en hoe ik haar kan herkennen. Daar heb ik tijd nodig.’
‘Tijd hebben we niet, Sorane. We moeten onze opdracht zo snel mogelijk uitvoeren en ons uit de voeten maken.’
‘Haast is nooit goed, Liran. Zeker in mijn beroep is een goede voorbereiding noodzakelijk. Of moet ik aan Aqunok melden dat jij andere dingen te doen hebt, die belangrijker zijn dan zijn opdracht.’
‘Nee, dat is niet nodig. Neem je tijd, maar vergeet niet dat we maar drie dagen hebben,’ antwoordt Liran hees, terwijl hij op het bed gaat liggen.
‘Ik heb eten besteld. Dus als je iets wil eten, dan…’
‘Goed… roep me maar als de kamerbediende geweest is.’
Sorane kijkt even naar de man en trekt dan haar schouders op. Zonder nog iets te zeggen loopt ze naar de salon en neemt de papieren die ze meegebracht heeft op. Een paar minuten later komt Liran terug en kijkt naar Sorane die in de zetel de papieren zit te lezen. Hij gaat tegenover haar zitten en neemt een paar papieren vast, waar Sorane eerder op geschreven heeft. Als hij begint te lezen, beseft hij dadelijk dat Sorane haar werk grondig aanpakt.
‘Als ze zo verder doet weet ze straks nog meer over het doelwit, als het doelwit zelf,’ denkt hij verbaasd.
De volgende morgen is Sorane al weg, als Liran zijn ogen opent en naar de slaapkamer loopt, waar Sorane zou moeten liggen. Even staat hij besluiteloos naar het lege bed te kijken. Dan draait hij zich om en loopt naar de eetkamer, waar eten op tafel klaar staat. Zwijgend gaat hij zitten en maakt een paar boterhammen klaar.
Sorane bevindt zich intussen in het gebouw aan de overkant en observeert de lijfwachten van Berana Vorkaor. Plots merkt ze haar doelwit op. Berana is een mooie vijfendertigjarige vrouw, met een streng gezicht. Maar toch merkt ze een klein verschil met de vrouw die ze gisteren als Berana Vorkaor erkende. Deze veel zelf zekerder en ze straalt macht uit. Iedereen bedient haar op haar wenken. De andere vrouw zag er hetzelfde uit, maar ze keek nogal schichtig rond, alsof ze elk ogenblik iets kon verwachten.
Plots ziet ze Vedro, een van de mensen van Aqunok, op de lijfwachten toe stappen. Tot haar verbazing wordt hij als een goede kennis begroet en loopt op hem toe. Sorane kan hen niet verstaan, maar ze ziet dat Vedro een klein elektronisch toestel aan de man geeft.
‘Oppassen, Sorane. Die man heeft je foto aan de lijfwacht gegeven,’ hoort ze de stem van haar Hypsoon.
Even verstijft Sorane.
‘Wat? Vedro werkt voor haar. Verdomme,’ denkt ze.
Plots klinken bevelende stemmen en de lijfwachten brengen hun bazin dadelijk naar de lift, terwijl enkele anderen met getrokken wapens naar buiten rennen. Vedro volgt de groep met de vrouw de lift in. Sorane ziet haar foto en die van Liran plots op alle schermen verschijnen, terwijl overal lijfwachten opdagen.
‘Ik zit in de val,’ denkt de roodharige en kijkt snel om zich heen.
Ze staat op het moment buiten het zicht van de lijfwachten, maar toch kunnen ze haar elk moment ontdekken.
‘Kan je me naar het gebouw hierover overbrengen, zoals je een tijdje geleden deed?’
‘Verzoek geweigerd, toestand niet kritiek,’ hoort ze de gevoelloze stem in haar hoofd.
‘Niet kritiek noem je dit, Anya. Als ze me ontdekken ben ik er geweest. En onzichtbaar. Is dat dan mogelijk?’ denkt ze.
Even hoort ze niets.
‘Verzoek ingewilligd, Sorane.’
Aarzelend zet ze zich in beweging, maar al snel merkt ze dat niemand haar ziet. Dus haast ze zich snel naar de toegangsdeuren toe.
‘Wat nu? Als ik die open, dan weten ze dadelijk dat er iets gaande is.’
‘Loop er gewoon doorheen, Sorane. Je lichaam is onstoffelijk.’
‘Wat onstoffelijk. Hoe?’ denkt ze verbaast, maar loopt dan op de deur toe.
Voorzichtig steekt ze haar hand uit en merkt dat die doorheen de deur gaat.
Verbaasd kijkt ze even naar haar hand, maar dan stapt ze snel verder en staat even later aan de andere kant van de deur. Opgelucht kijkt ze om zich, maar dan denk ze aan Liran.
‘Ik moet hem waarschuwen,’ denk ze, terwijl ze tussen de stilstaande wagens gaat schuilen en weer zichtbaar wordt.
Ze neemt haar telefoon en selecteert het nummer van hun kamer, maar ze krijgt geen zendsignaal.
‘Ze storen het signaal,’ schiet het door haar gedachten en rent dan naar de overzijde van de straat.
Naast het grote gebouw is een kleine zijstraat, waar ze zo goed als onopgemerkt in verdwijnt. Een tiental meter in het straatje houdt ze halt en richt haar rechterarm omhoog en een paar seconden later schiet ze pijlsnel naar omhoog. Van op het dak is ze op een vijftiental minuten aan de deur van hun appartement. Ze hoort de stemmen van de lijfwachten al een paar verdiepingen lager.
Als ze de deur opent, hoort Liran haar stem roepen.
‘Liran, we moeten weg. We zijn verraden.’
De jongeman springt verbaasd uit zijn stoel en grijpt zijn wapen.
‘Verraden door wie?’
‘Dat is voor later. Ze weten zelfs waar we ons bevinden,’ antwoordt Sorane en grijpt snel haar scherpschutterswapen.
Met een snelle beweging hangt ze het wapen kruislinks over haar schouder en haast zich naar de deur.
‘Kom, Liran. Haast je. Laat alles maar liggen, we hebben geen tijd meer,’ dringt ze aan, terwijl ze snel twee kleine langwerpige blokjes naast de deur en het tweede aan de overzijde van de gang aan de muur bevestigd. Op beide blokjes flikkert een klein rood lampje.
Liran die nog enkele papieren wilde oprapen, schrikt en haast zich dan achter de roodharige de gang in. Achter elkaar rennen ze naar het dak, terwijl de lijfwachten een paar minuten later het appartement van Liran en Sorane binnenstormen.’
‘Niemand. Ze zijn er vandoor’ roept een van hen uit.
‘Het dak, ze kunnen alleen naar het dak ontsnapt…,’ roept een andere, maar op dat moment ontploft het blokje naast de deur.
Sorane en Liran hebben intussen het dak al bereikt en rennen naar de noordzijde van het gebouw. Terwijl de tweede bom achter hen de gang in een chaos verandert, kijkt Sorane naar de overzijde van het gebouw. De vorige dag heeft ze hier een vluchtweg aangebracht, al had ze niet gedacht dat ze die zouden gebruiken voor ze hun opdracht uitgevoerd zouden hebben. Liran schrikt als een dun touw naar het lager gebouw aan de overzijde schiet.
‘Je wil toch niet…’
‘We kunnen niet anders, Liran. Het is onze enige vluchtweg.’
‘Ga jij dan maar eerst.’
‘Nee, mannetje. Jij gaat als eerste. En geeft hem een klapje op zijn schouder. Op hetzelfde moment zijn ze verdwenen.’
Als ze een paar seconden later in het gebouw aan de overkant materialiseren stamelt Liran:
‘Wat was dat? Hoe komen we hier zo ineens?’
‘Weet je dat niet meer, je was bijna gevallen, gelukkig kon ik je ondersteunen.’
‘Wat je wil toch niet zeggen dat we langs dat touw naar hier gekomen zijn.’
‘Toch wel, Liran,’ liegt Sorane, zonder ook maar een spier te vertrekken, al doet ze het niet graag.
Sorane verzwijgt ook dat ze zich niet in het tegenoverliggende gebouw bevinden, maar een drietal gebouwen daarvandaan. Liran bemerkt het pas als Sorane naast het raam knielt en haar wapen met twee steunen tegen haar schouder drukt.
‘Waar zijn we, Sorane. Dit kan het gebouw dat tegenover…’’
‘Dat klopt, Liran. Kijk in je geheugen, misschien herinner je dan hoe we hier gekomen zijn.’
‘Wat ben je aan het doen?’
‘Ons doelwit, Liran. Of ben je dat vergeten.’
Dan drukt Sorane de kolf opnieuw tegen haar schouder en klikt het speciale vizier omhoog. Op het schermpje ziet ze de gegevens over de persoon waarop ze richt.
Liran kijkt in de richting waarin Sorane mikt en schrikt:
‘Dat kan je toch niet nemen. De afstand is veel te groot. Zelfs de beste scherpschutter haalt dat niet.’
‘Zwijg. Ze komt buiten… Nee, toch niet… Dat is de dubbel. Aha, daar komt ze.’
‘Hoe weet je…’
‘Stil, ik moet mij concentreren,’ sist Sorane en kijkt opnieuw door het vizier
Op het kleine schermpje in het vizier ziet ze de gegevens, afstand, windrichting, windsnelheid, enz. Een druk op de zijkant van het vizier merkt haar doelwit.
Liran zwijgt verbaasd en kijkt naar de roodharige vrouw.
‘Wil ze het toch proberen, dat kan niemand,’ denkt hij.
Als het venstertje rood oplicht, haalt Sorane de trekker over.
En dan nog eens. Na het tweede schot trekt Sorane het bliksemsnel naar binnen.
‘Heb je haar geraakt, Sorane? Dat kan toch niet van op deze afstand,’ stamelt Liran.
De roodharige hangt het wapen over haar schouder en zegt:
‘Kom, we moeten hier snel weg.’
Nog steeds in de war volgt Liran Sorane de trap die op het dak uitkomt. Voor ze de deur opent, kijkt ze even naar haar wapen. Dan drukt ze haar handpalm tegen de rechterkant van de kolf. Dadelijk begin het wapen te vervormen tot het op een langwerpige box lijkt van ongeveer vijftig centimeter lengte. Aan de top en de bodem is een leren riem bevestigd, waarmee ze het snel over haar schouder hangt.
‘Dat is een vreemd wapen, Sorane.’
Even knikt ze.
‘Ik kreeg het van een gestrafte collega, die later gedood werd, Lorin.’
‘Zoiets zou ik ook wel willen.’
‘Het is op mij geprogrammeerd, Lorin. Jij zou het zelfs niet kunnen activeren.’
Lorin knikt even.
‘Kom, we kunnen beter verder gaan. Voor ze het gebied afsluiten.’
Twintig minuten later stapt Sorane met Liran in een wagen, die op de ondergrondse parking staat. Liran die achter het stuur zit rijdt naar buiten.
‘Eerst naar het hotel, waar het doelwit zich bevindt,’ zegt Sorane.
Liran doet het en kijkt in spanning naar de mensen die in verwarring door elkaar lopen. De lijfwachten staan radeloos om zich heen te kijken, maar ze kunnen niets meer doen. Hun bazin ligt dood op het voetpad. Plots zegt Liran:
Je hebt haar niet geraakt. Daar staat ze.’
‘Dat is de dubbel, Liran. Kijk maar, die vrouw weet dat ze van geen enkel nut meer is voor de organisatie. Ik denk zelfs dat haar leven geen cent meer waart is.’
‘He… stop snel.’
‘Wat ga je doen?’ roept Liran, terwijl hij de wagen met piepende remmen tot stilstaan brengt. Sorane is echter al uit de wagen en opent het vuur op de drie lijfwachten die de vrouw bewaken. Twee worden dodelijk getroffen, de laatste in de schouder. Als hij zijn wapen laat vallen en zijn gezonde arm omhoogsteekt, kijkt Sorane hem zelfs niet meer aan. De roodharige grijpt snel een arm van de dubbelgangster en trekt haar mee naar de wagen.
Als Sorane de vrouw achter in de wagen duwt, ziet de gewonde lijfwacht zijn kans en trekt snel een tweede wapen, maar Sorane deed maar alsof ze hem als ongevaarlijk beschouwde. Nog voor hij het wapen op de wagen kan richten, gaat een schok door zijn lichaam en hij doet nog een wankelende stapt naar vooruit, voor hij naast het voetpad op zijn gezicht neervalt.
‘Er vandoor, Liran,’ zegt Sorane, terwijl ze de deur achter haar dichtslaat.
Liran geeft dadelijk gas en terwijl de rook van onder banden uitschiet, raast de wagen vooruit.
‘Wie zijn jullie?’ roept de dubbelgangster verschrikt uit.
‘Mijn naam is Sorane. Ik wil je leven redden.’
‘Mijn leven redden, waarom?’
‘Jij bent de dubbel van Berana Vorkaor.’
‘Ja, dat ben ik. Haar mensen zullen jullie zwaar straffen voor…’
‘Nee, schatje. Dat denk ik niet. Hun leidster is morsdood,’ spot Liran.
Sorane kijkt hem even met een kwade blik aan.
‘Hoe is je echte naam?’
‘Aline Sorbon,’ stamelt de vierendertigjarige vrouw ontsteld.
‘Liran, sla twee straten verder rechtsaf. Ik wil haar voorlopig op een van mijn schuiladressen onderbrengen.’
‘Wat, je wil haar… En als Aqunok daar niet mee akkoord gaat.’
‘Dat is mijn zorg, Liran. Ik denk dat als we haar meenemen, ze dadelijk geliquideerd wordt. Later zien we wel hoe we dit oplossen. Misschien is ze nog nuttig voor onze werkgever.’
‘Tja, zou kunnen, Sorane,’ glimlacht Liran.
Een tiental minuten later stopt Liran de wagen op een kleine parking. Sorane en de vrouw stappen uit.
‘Blijf jij maar hier op uitkijk, Liran. Ik breng haar wel alleen,’ zegt Sorane.
Liran kijkt beiden nadenkend na als ze in het gebouw binnenstappen. Maar hij ziet niet dat ze langs de achterzijde weer naar buiten lopen. Aline Sorbon kijkt de roodharige vrouw verbaasd aan.
‘Wat ben je van plan? Je zou mij toch naar een schuiladres brengen.’
‘Dat heb ik hier niet in de omgeving, maar als we je meenemen, dan heb ik je voor niets gered. Ik vrees dat zelfs Aqunok je niet laat leven. Volgens mij heb je maar een kans en dat is de politie.’
‘De politie. Ben je gek, Sorane. Die zijn zo goed als allemaal omgekocht en vervangen.’
Even schrikt Sorane van haar woorden, want ze heeft gelijk. Velen nemen geld aan om in een andere richting te kijken. Maar dan zegt ze:
‘Dat klopt niet, Aline. Ik ken er enkelen van de velen die hun werk ernstig doen.’
‘En denk je dat die mij kunnen helpen.’
‘Zeker, Aline. Ze brengen je dadelijk naar een veilig adres, waar ze je nooit vinden.’
Sorane belt met haar gsm naar Erine.
‘Ik heb een getuige voor jou? Haar naam is Aline Sorbon.’
‘Wie is dat?’
‘Dat kan ze beter zelf uitleggen, Erine. Maar ze weet van alles over de gang van zaken in de misdaad wereld. Daardoor is haar leven in gevaar. Ik laat haar wachten op het adres Foronso des 34.’
‘In orde. Ik zal haar met Malon ophalen.’
‘Tot over enkele dagen, dan breng ik weer verslag uit op de afgesproken plaats.’
‘Ik verwacht je, Sorane.’
Als Sorane Alina aankijkt, verbreekt ze de verbinding.
‘Blijf hier op de hoek staan, Erine en Malon komen je halen.’
‘Hoe herken ik hen?’
‘Erine is een brunette met lange haren. Malon heeft kort zwart haar.’
‘Dank je, Sorane. Ik hoop dat ze snel komen.’
‘Over ongeveer twintig minuten zullen ze hier zijn denk ik. Ik moet echter gaan, want Liran zal al ongeduldig aan het worden zijn.’
‘Het ga je goed, Sorane.’
Ongeveer een uurtje later verlaten Sorane en Liran de wagen en haasten zich naar Atos om het succes van hun opdracht de te melden. Maar deze weet alles al. De beelden van de dode verraadster zijn al op verschillende nieuwsuitzendingen te zien geweest. Nadat Sorane haar verslag uitgebracht heeft, geeft Atos een teken dat ze kan gaan. Nadenkend verlaat de roodharige zijn kantoor, want ze is met haar gedachten bij Liran, die nog daar is. Liran spreekt verschillende uren over wat Sorane uitgevoerd heeft en het succes van de opdracht. Als hij eindigt met de gebeurtenissen met de dubbelgangster, dan vliegt Atos woedend uit.
‘Verdomme Liran. Dat had je in het begin van je verslag moeten melden. Die dubbelgangster weet te veel. Hij stuurt dadelijk enkele mannen om haar te doden, maar die kunnen haar niet vinden, want ook Liran weet niet waar de verblijfplaatsen van Sorane zijn.
Als hij dit bericht krijgt, besluit hij om Sorane eens hard aan te pakken. Want dit kan hij niet dulden.
‘Liran, jij verzamelt enkele betrouwbare mannen. Ik wil weten wat Sorane in haar vrije tijd onderneemt. En ik wil alles weten, ook met wie ze contact heeft.’
Liran knikt even, als hij het kantoor verlaat. Sorane weet niets van dit alles en bereikt vier uur later haar appartement. Na een goede nachtrust besluit ze om Ora een op te zoeken, want die zal willen weten waar ze blijft. Even kijkt ze naar de klok.
‘Het is nog te vroeg. Ora komt pas over twee uur naar de training. Misschien kan ik nog beter een paar boodschappen doen, want ik moet ook nog eten,’ denkt ze.
Terwijl ze over de straat wandelt, merkt ze al snel enkele mannen en vrouwen op die haar afwisselend vlogen. Even glimlacht ze, maar doet of ze het niet gemerkt heeft. De volgende dagen gaat het leven verder zijn gewone gang, al wordt ze wel constant gevolgd. Maar op een dag rijdt een open combi voorbij het gebouw waar Sorane werkt. Sorane die met Rinar over Ora staat te praten, heeft met een snelle blik de vijfde man die erin zit erkent, Vedro.
Ook Rinar merkt en zegt:
‘Ze hebben hem zo te zien eindelijk gegrepen, Sorane. Iedereen weet dat hij jullie verraden heeft. Het ziet er niet goed uit voor hem. Wie weet wat hem te wachten staat.’
‘Hetzelfde als ons te wachten staat, Rinar, als ze het ontdekken. ‘
‘Ik hoop van niet, Sorane.’
‘Dat zal niet gebeuren, als we voorzichtig zijn, Rinar. We mogen geen enkele fout maken.’
‘Ik weet niet hoelang ik het nog volhou Sorane. Ik moet steeds meer risico nemen om niet ontdekt te worden.’
‘Heb je al belangrijke dingen?’
‘Zeker, maar ik heb nog meer klaarstaan om te downloaden. Alleen is de beveiliging opgevoerd, door die verraders, die de zaken van Aqunok willen ondermijnen.’
‘Wees maar voorzichtig, Rinar. Als het de gevaarlijk wordt, dan hou je er dadelijk mee op. Wat je nu al hebt, is dat nog niet voldoende.’
‘Misschien wel, maar ik wil toch nog een paar dingen hebben. Nog een week of twee en we zijn klaar om te verdwijnen.’
‘Oké, doe maar verder, maar vergeet niet wat ik gezegd heb. Niet te veel risico’s. Ik zou niet willen dat Ora weduwe wordt voor jullie getrouwd zijn.’
‘Ik zie je nog wel,’ zegt Rinar ter afscheid en maakt zich uit de voeten.
Hij ziet echter niet dat een paar meter achter hen een man staat. Het is Deno, hij heeft alles gehoord, maar geraakt er niet wijs uit. Rinar, Ora en Sorane lijken samen aan iets te werken. Iets met gegevens, die Rinar aan het verzamelen is, maar waarvoor weet hij niet. Zou Sorane ook voor een andere baas werken dan Aqunok?
Ook Sorane merkt de agent niet op, als hij haar naar haar verblijf volgt. Maar ongeveer halverwege, krijgt hij plots een telefoontje en neemt op. Het is Wryne. Zij moet morgen naar de rechtbank voor een bespreking. De politie is met een operatie bezig op het grondgebied van Aqunok. Zij willen met hen coördineren. Deno keert dan maar terug naar hun verblijf.
De volgende dag stapt Wryne met Lonon haar collega de rechtbank binnen. In de hal worden ze opgewacht door de commandante van de stadspolitie.
‘Agente Obernin en agent Hurone als ik het goed heb.’
Wryne knikt.
‘Ik ben Commandante Imka Vigon. Rechter Sodinor verwacht ons allemaal.’
Dan merken de twee agenten Sorane op.
‘Dat is toch die Sorane Nador, wordt die niet gezocht.’
‘Sorane werkt voor mij en de rechter, Agenten.’
‘Wat? Is zij ook een agente?’
‘Nee, dat niet. Sorane hier, verzamelt gegevens over de organisatie van Aqunok in ruil voor vrijstelling van straf.’
‘Ach zo, dat wist ik niet.’
‘Alleen ik weet ervan. Zelfs de rechter kent mijn contactpersonen niet echt.’
Lonon de tweede agent knikt even.
‘Laat ons gaan, want ik moet nogal snel terug zijn op mijn undercover job.’
De commandante knikt en gaat hen voor de gang in. Sorane kijkt beide agenten even aan.
‘Dat is een verrassing. We zijn ongeveer met dezelfde opdracht bezig.’
‘Je had het ons moeten zeggen, dan…’
‘Als ik geweten had wat jullie opdracht was, dan misschien wel, Wryne. Maar jullie hebben het mij nooit gezegd. Waar is Deno?’
‘Hij kon niet komen, om zijn dekmantel niet in gevaar te brengen, Sorane.’
Sorane kijkt agent Hurone aan en knikt glimlachend. Als ze het kantoor bereiken opent Commandante Vigon de deur en laat hen eerst binnen.
‘Welkom Commandante Vigon. Zijn dat onze mensen die in de organisatie opereren?’
‘Sorane Cobanon werkt voor ons. Beide agenten hier en hun collega’s Feron Donver en Deno Vergan, werken voor een andere afdeling. Maar we werken allen aan hetzelfde project. Daarom heb ik hen samen met ons uitgenodigd.’
‘Dat lijkt me juist, Commandante. We moeten samenwerken om geldverspilling te vermijden.’
Terwijl de man spreekt, merkt Sorane dat de rechter haar verschillende malen met een vreemde blik bekijkt. Het leek wel alsof hij daareven schrok van haar aanwezigheid.
‘Ik moet even naar de onderzoeksrechter, om enkele dingen te bespreken. Ik hoop dat Sorane hier zich koest houdt.’
‘Daar zorgen wij wel voor, Commandante,’ zegt Wryne lachend, met een knipoog naar Sorane.
Als commandante Vigon de deur achter zich gesloten heeft, zegt de rechter:
‘Om succes te hebben moet ik vragen dat jullie beiden met Sorane hier samen werken,’ zegt de rechter plots.
Beide agenten knikken.
‘Dat lijkt ons ook beter, rechter,’ zegt Agent Hurone.
De rechter kijkt beide agenten even onderzoekend aan. Dan voelt Sorane zijn onderzoekende blik op zich gericht.
Aandachtig luistert de rechter aandachtig naar hun verslag. Hij is wel verbaasd er nog twee collega’s zijn. Hij noteert hun namen in zijn logboek. Dan brengt Sorane verslag uit, maar zij verzwijgt wel haar contacten. Ergens heeft ze een vreemd gevoel als ze in de ogen van rechter Sodinor kijkt. De blik in zijn ogen kent ze ergens van.
Ze bespreken allen nog enkele gegevens, die ze moeten onderzoeken, tot ze een uurtje later afscheid van de rechter nemen.
‘Breng als je kan nog steeds regelmatig verslag uit op de afgesproken plaats, Sorane. Ik wil op de hoogte blijven van jullie vorderingen.’
Sorane knikt en volgt de twee agenten, terwijl de commandante naar de andere parking stapt, waar haar wagen staat.
‘Mag ik je iets vragen?’ zegt Wryne, terwijl ze zich naar Sorane omwendt.
Sorane knikt.
‘Hoelang werk jij al voor de politie?’
‘Al een hele tijd, Wryne. Nog voor ik Alon leerde kennen. Dankzij hem geraakte ik zo snel hoger op. Maar omdat ze ontdekten dat hij een agent was, moest ik mij voor Aqunok in allerlei bochten wringen om hem te overtuigen dat ik niets met zijn zogenaamde verraad te maken had.’
‘Dat is je zo te zien gelukt, Sorane. We hebben de opname van je overtuigingskracht gezien. Ik ril er nog steeds van als ik aan jouw woorden denk. Zelfs ik was ervan overtuigd, dat je Alon op een vreselijke manier zou afgemaakt hebben, als jij zou ontdekt hebben dat hij een agent was.’
Sorane kijkt Lonon aan en zegt glimlachend.
‘Hebben jullie daar beelden van gezien? Ik wist niets van een opname.’
‘Ze doen dat altijd om dat nadien te laten onderzoeken, door psychologen. Die moeten dan bepalen of iemand de waarheid spreekt. Als ze ook maar twijfelen, dan is die verdachte er geweest.’
‘En jij was zo overtuigend, dat zelfs Deno, die een boontje voor jou heeft, ervan overtuigd was. Hij was zo woedend op jou.’
Even kijkt Sorane Wryne verbaasd aan. Dan antwoordt ze:
‘Het spijt me, Wryne. Maar ik moest om mijn leven te redden. Anders was ik hier niet meer geweest.’
‘Dat begrijp ik, Sorane. Misschien worden we zelfs vrienden, want ik begin je steeds meer te mogen.’
‘Dat zou me wel bevallen, Wryne.’
‘Wij moeten gaan, Sorane. Ik wens je nog veel geluk. Wij moeten Deno en Feron snel op de hoogte gaan brengen, voor zij besluiten om jou in te rekenen.’
Sorane knikt.
‘Doe hen de groeten van mij.’
‘In orde.’
Dan opent Wryne, de deur van de wagen en neemt naast Lonon, die achter het stuur zit, plaats. Sorane kijkt hen na als ze wegrijden.
Dan keert ze terug naar de wagen van de commandante Vigon. Die wacht al haar in gezelschap van detective Malon op.
‘Was de rechter tevreden, Sorane?’
‘Ik denk het wel, Commandante. Hij heeft de agenten gevraagd om met mij samen te werken.’
‘Zo te zien ben jij goed op weg om je gratie te verdienen, Sorane.’
‘Ik hoop het, Detective, want ik ben dit leven zo moe. Ik heb al veel te veel mensen gedood.’
‘Dat kan je wel zeggen, meid. Ik kan ze niet meer tellen.’
‘Laat Sorane, maar Malon. Als ze zo verder doet, dan komt haar wens zeker in vervulling.’
Malon knikt even en opent de deur om Sorane te laten instappen.
Sorane glimlacht even.
‘Dank je, detective Malon. Ik hoop dat jij ook geen oogje op mij hebt?’
‘Ik een oogje op j…’ zegt Malon kwaad, maar als hij haar glimlachende blik opmerkt, zwijgt hij maar.
Een uurtje later draait de wagen van Lonon de parking van hun appartementsgebouw in. Als eerste stapt Wryne uit. Aarzelend legt ze haar hand op haar wapen, want ze heeft een vreemd voorgevoel.
‘Is er iets, Wryne?’
‘Ik weet het niet. Ik heb een vreemd gevoel.’
‘Misschien heb je honger, collega, want we hebben al van deze morgen niet meer gegeten.’
Wryne kijkt om zich heen en volgt haar collega dan maar. Lonon stapt als eerste door de deur en verstijft dadelijk. Voor zijn voeten ligt hun collega Feron in zijn bloed op de vloer. Lonon grijpt naar zijn wapen, maar is veel te laat.
‘Weg, Wryne,’ roept hij nog.
Dan wordt hij door verschillende stralen doorboort. Wryne schrikt hevig en trekt haar wapen. Ze worden door drie mannen achter in de hal beschoten, Lonons lichaam schokt onder de inslagen voor hij met uitdovend blik in elkaar zakt. Wryne vuurt terug en raakt een van de drie in de schouder. Een tweede raakt ze in de borst en stort neer. Snel wijkt Wryne terug en bereikt de deur. Met een snelle stap is ze buiten en drukt zich naast de deur tegen de muur. Een bijna witte straal raast haar voorbij en treft een voorbijganger. Ze merkt echter de twee mannen niet op die haar van de overzijde observeren.
Die grijpen hun zware wapens want ze willen geen risico lopen. Wryne beweegt zich achteruit langs de muur, terwijl ze de deur in het oog houdt, Ze verwacht een van de schutters naar buiten zou kunnen komen. Snel vervangt ze haar lader en kijkt om zich heen. Schrikkend merkt ze de twee mannen op, die hun wapens richten. Snel springt ze vooruit en wil naar de grond duiken. Maar verder dan een stap komt ze niet. De twee openen het vuur. Wryne’s lichaam schokt achteruit onder de inslagen.
Op dat moment stopt de wagen van Deno. De twee schutters aan de overkant, nemen hem dadelijk onder vuur. Deno zit al niet meer in zijn wagen, maar langs de andere kant. Als hij opduikt zijn de twee even verrast, maar als ze reageren is het al te laat. De schoten van de agent zijn dodelijk. De moordenaars in het gebouw maken zich langs achter uit de voeten. De stralen uit Deno’s raken hen niet meer. De agent rent snel naar het gebouw toe, terwijl hij enkele buurtbewoners naar hem ziet staren. Verstard blijft hij op de drempel staan. Wryne zit op wankelend op haar knieën, met haar armen naast haar lichaam. Ze bloed uit verschillende wonden. Deno haast zich naar haar toe en grijpt haar vast. Met tranen in de ogen laat hij haar op de stenen neerzakken. Ze leeft nog, maar hij beseft dat ze stervende is. Even kijkt hij door de deur en ziet eerst Lonon, dan iets verder Feron liggen.
‘Die moordenaars gaven haar geen enkels kans, man,’ zegt een stem van een man die naast hem ontstelt toekijkt.
‘We zijn agenten. Bel alstublieft de hulpdiensten.’
‘Is al gebeurt, agent.’
Deno knikt en kijkt naar Wryne, die iets fluistert.
‘Ik kan je niet…’ fluistert hij.
Opnieuw probeert ze nog iets te zeggen.
‘Sora…ne… i..s…ag.’
Sorane is wat???’ fluistert Deno.
Maar dan kijkt hij in haar starre ogen die niets meer zullen zien. Even zit hij daar maar.
‘Verdomme, wat heeft Sorane met de dood van mijn vrienden te maken. Zou ze… Ze moet ontdekt hebben dat we agenten waren. Dat kan niet anders. Maar dat ze ons verraden zou hebben, dat… Het kan niet anders. Sorane moet ons verraden hebben.’
Even kijkt hij nog neer op het starre gezicht van Wryne.
‘Ik had niet mogen twijfelen, dan waren mijn vrienden nog in leven geweest…. Ik zal jullie wreken, vrienden. Ze zal boeten voor wat ze gedaan heeft,’ fluistert hij van woede.
Plots hoort hij politiesirenes en haast zich naar de achterdeur. Onbewust volgt hij dezelfde weg als de twee laatste moordenaars. Maar als hij merkt dat de mensen hem aankijken, beseft hij pas dat zijn kleren op verschillende plaatsen vol bloed zitten.
‘Het bloed van Wryne,’ fluistert hij.
Dan merkt hij een taxi op en doet hem stoppen. Eerst wil de man doorrijden, maar dan stopt hij toch, want een gewonde hulp weigeren kan hij niet. Gelukkig blijkt Deno niet gewond te zijn. Hij trekt zijn jas uit en werpt hem snel in een afvalcontainer. Met de taxi rijdt hij naar zijn flat, waar hij met zijn collega’s woont.
Als hij nieuwe kleren aangetrokken heeft, gaat hij met zijn hoofd tussen zijn handen in de zetel zitten. Weer ziet hij de beelden van de schutters en zijn dode collega’s voor zich.
‘Sorane Nador. Jij wist het al een tijdje van mij en Wryne. Heb je ons nu toch nog verraden?’
Dan schudt hij zijn hoofd.
‘De laatste woorden van Wryne gingen over jou. Maar ik kan maar niet geloven dat jij hen verraden hebt. Toch kan het bijna niet anders. Alleen vraag ik me af wat Wryne met haar laatste woorden juist bedoelde. Eerst Alon en dan…. Verdomme, Sorane ik begon zelfs om jou te geven. Maar je zal boeten voor wat je gedaan hebt. Dat zweer ik je.’
Langzaam staat hij op en wandelt met stramme passen naar zijn bed. Met moeite kan hij in slaap raken. De beelden van vandaag keren steeds terug. En dan hoort hij de woorden van Wryne steeds terug. Vier dagen houdt hij het vol, maar de vijfde dag gaat hij s’avonds op pad. Recht naar het verblijf van Sorane Nador. Onopgemerkt dringt hij erbinnen. Tot zijn verbazing is er iemand aanwezig.
‘Verdomme, zou Sorane hier zijn? En ik wilde haar opwachten, zodat ik haar voor mijn wapen zou hebben.’
Hij voelt zich bedrogen en als het Sorane is, dan zal ze voor de dood van zijn vrienden boeten. Voorzichtig sluipt hij met getrokken wapen door de flat. Als hij haar opmerkt, zit ze in een zetel en staart naar een portret dat ze in haar hand houdt. Zonder dat ze hem hoort, loopt hij met getrokken wapen op haar toe. Als hij voor haar staat, richt hij het wapen op haar hoofd. Voor hij iets kan zeggen, heft ze plots haar hoofd op en kijkt recht in de loop van zijn wapen.
‘Deno, wat doe…’ fluistert ze en denkt een bevel aan haar Hypsoon.
‘Niemand mag iets horen.’
‘Bevel wordt uitgevoerd,’ hoort ze de stem van het apparaatje onhoorbaar zeggen.
‘Door jouw schuld zijn mijn vrienden en collega’s dood, Sorane.’
‘Je vrienden. Collega’s??? Wie bedoel je, Deno?’
‘Lonon, Wryne en Feron. En vermoedelijk heb jij ook nog iets met de dood van Alon te maken.’
‘Wat zeg je? Is Wryne dood? Nee… Dat kan toch niet.’
‘Ze zijn dood, Sorane. Genadeloos afgemaakt. Ze hadden geen enkele kans. Jij moet er ermee te maken hebben, want de stervende Wryne, fluisterde jouw naam.’
‘Nee, laat het niet waar zijn,’ fluistert Sorane tot zijn verbazing.
‘Ik weet van niets, Deno. Je moet me geloven. Ik wist dat jullie agenten waren, maar ik…
‘Zwijg, moordenares. Je hebt je verraden. Niemand in deze gevaarlijke omgeving was er van op de hoogte, behalve jij. Dus jij bent medeschuldig aan hun dood.’
‘Ik kan het niet geloven. Wryne kan niet dood zijn,’ stamelt ze Sorane, terwijl ze het portret naast de zetel op een kastje legt.
Deno schrikt even als hij het portret van zijn vriend Alon ziet. Als van ver hoort hij haar fluisteren.
‘Ik werk voor de politie, Deno.’
‘Wat? Jij voor de politie. Maak me geen fabeltjes wijs, Sorane. Je kan je hier niet meer uitpraten.’
‘Je weet toch nog wel dat je collega’s een afspraak hadden. Jij moest echter op je post zijn. Ik ontmoette hen bij rechter Sodinor. Ze waren allen verbaasd dat ik daar ook was. Maar een van de mensen van de rechter moet een verrader zijn, anders kan ik niet verklaren hoe ze wisten dat ze geheimagenten waren. Hopelijk weet die niet dat ik er ook was, want dan is mijn leven geen cent meer waard.’
Verbaasd kijkt Deno haar aan.
‘Ik heb nadien nog met hen gepraat, Deno. Van je twee collega’s weet ik van die opname en mijn harde woorden over wat ik met Alon zou gedaan hebben. Wryne was de enige die twijfels had, al mocht zij mij niet zo. Maar ze wilde nu mijn vriendin zijn.’
Deno staart haar aan en probeert zich aan haar smekende ogen te onttrekken, maar slaagt er niet in. Hij weet niet wat te doen. Maar hoe kan Sorane van die opname weten, tenzij ze echt met zijn collega’s gesproken heeft.
Terwijl het wapen in zijn hand trilt, zegt hij hees:
‘Als ik je maar kon geloven, Sorane. Waarom zou jij met de agenten samenwerken?’
‘Kwijtschelding van straf, Deno. Dat is een van de redenen waarom ik hier mijn leven waag. Ik werk samen met Erine Rand en haar partner Malon.’
Deno verstijfd even, want hij kent die twee niet persoonlijk, maar dat ze agenten zijn, dat weet hij. Want Alon werkte ook met hen samen.
‘Maar Alon dan. Hij was ook een van mijn vrienden. Als ik goed gehoord heb, dan zou jij hem omgebracht hebben als je geweten had dat hij een agent was.’
‘Ik zou Alon nooit kunnen doden. Ik kwam te laat om hem te redden. Zijn moordenaars hebben al geboet voor zijn dood, maar hun opdrachtgever leeft nog.’
‘Zijn moordenaars… Was dat bewust?’
‘Ja, een van hen schepte op dat hij Alon door zijn kop schoot. Ik werd zo woedend dat ik hen allebei en daarna nog een vrouw neerknalde. Ik was mij bewust van wat ik deed, Deno. Op dat moment kon het mij niets meer schelen. Ik wou Alon volgen in de dood, maar toen dacht ik aan de opdrachtgever. Die moest door mijn hand sterven…,’ zegt Sorane met tranen in de ogen.
Verward laat Deno zijn wapen zakken en legt het met trillende hand op een tafeltje. Dan gaat hij naast de roodharige zitten. Even kijkt hij de snikkende jonge vrouw aan en slaat dan een arm om haar schouders. Sorane laat de tranen de vrije loop, terwijl ze tegen hem aanleunt. Deno weet niet wat te doen. Hij kwam om haar te straffen en nu zit hij hier met haar in zijn armen. Ongeveer vijf minuten later heft Sorane plots haar hoofd op en zegt:
‘Sorry, het werd me allemaal teveel. Waarom dacht dat ik je collega’s zou gedood hebben?’
Even aarzelt hij:
‘Lonon was een paar dagen geleden in een beveiligde zone. Daar controleerden ze juist enkele veiligheidsopnamen, waarop jij te zien was met Aqunok. Hij maakte later een copy en we bekeken die in mijn flat, samen mijn drie collega’s. Ik hoorde je toen tegen Aqunok zeggen dat jij Alon zou…’ legt hij dan uit.
‘En jij dacht dadelijk, dat ik als ik het geweten had, Alon dan op een langzame gruwelijke wijze gedood zou hebben. Dat heb je mis, Deno. Ik wist het al van bij het begin. Hij was een van de agenten waarmee ik samenwerkte en maar we speelden onze rol te goed. We werden verliefd op elkaar.’
‘Dat Alon op jou verliefd was, Sorane, wist ik. Maar dat jij ook echt o…’ stamelt de agent.
‘Ik hou nog steeds met heel mijn hart van hem, Deno. Maar toen lag hij dood op de vloer en ik bleef alleen…’
‘Het spijt me, Sorane. Dat ik aan je twijfelde. Kon ik je maar helpen?’
‘Dat kan je zeker, Deno. Ik wil hen laten boeten. Maar dat kan alleen als ik bewijzen tegen Aqunok vindt en hem voor de rechtbank kan brengen. Dat is het enige dat ik op het moment wil. Aan wat daarna komt, wil ik niet denken. Maar of ik Alon ooit zal kunnen vergeten, dat weet ik niet.’
‘Daarom werk je dus samen met die Rinar en zijn liefje Ora.’
‘Weet je daarvan?’
‘Ja, ik stond op een paar passen van jullie, toen je het met hem over gegevens had, waarbij hij zeer voorzichtig moest zijn’
‘Ja, ze zijn twee van mijn belangrijkste contacten. Rinar zoek gegevens door zijn werk en Ora houdt mij tijdens de trainingen op de hoogte.’
‘Ben je wel zeker dat je hen kan vertrouwen?’
‘Zo zeker als ik hier ben, Deno.’
Even kijkt de agent Sorane in de ogen.
‘Ik weet niet of ik je kan helpen, meisje. Mijn vrienden zijn dood en ik ben op de vlucht. Als ik in handen van Aqunok val, dan ben ik er geweest en enkele mensen hebben mij met getrokken wapen gezien op de plaats waar mijn collega’s vermoord werden. En vermoedelijk weten ze ook dat ik een agent ben.’
Plots maakt Sorane zich los uit de armen van Deno en staat op.
‘Jij blijft voorlopig hier, Deno. Ik zal Erine en Malon op de hoogte brengen, zodra ik de kans krijg. We zullen je hulp nog wel nodig hebben.’
‘Hier bij jou inwonen. Ben je zeker?’
‘Ja, jij in de zetel en ik in mijn bed,’ glimlacht Sorane.
Deno kijkt haar even aan, maar ziet al dadelijk dat ze haar verdriet probeert te verbergen. Daarom knikt hij alleen maar. Hij ziet haar plots naar een deur toe lopen en enkele minuten later met een paar lakens en een kussen terugkomen.
‘Hier, deze zijn voor jou.’
‘Dank je. Ga jij maar slapen, ik trek mijn plan wel.’ glimlacht hij.
Sorane kijkt even op, knikt dan.
‘Oké. Tot morgen dan,’ zegt ze nog.
Als hij een paar minuten later zijn ’bed’ opgemaakt heeft, kijkt hij even naar de deur van de slaapkamer. Hij kan haar tot hier horen snikken. Even twijfelt hij of hij zou gaan kijken, maar dan laat hij het maar en kruipt tussen de lakens.
Hij hoort Sorane weer huilen en staat voorzichtig op. Als hij de deur opent verstart hij. Sorane zit half naakt op de rand van het bed met haar hoofd tussen haar handen, terwijl ze haar snikken probeert in te houden. Langzaam loopt hij op haar toe. Als ze hem opmerkt kijkt ze hem met betraande ogen aan.
‘Ik voel me zo alleen, Deno.’
Deno gaat naast haar zitten, terwijl Sorane tegen hem aan gaat leunen, met haar hoofd op zijn schouder. Aarzelend slaat hij een arm om haar heen. Voor ze het beiden beseffen raken hun lippen elkaar. Dan knoopt ze haar jurk open. Terwijl ze hem van haar schouders laat glijden, kijkt ze hem in de ogen.
‘Sorane, ik..,’ fluistert hij.
De volgende morgen schiet hij plots wakker en kijkt om zich heen. Hij ligt alleen in zijn blootje op het bed van Sorane. Langzaam en nadenkend trekt hij zijn kleren aan. Als hij de kamer verlaat ziet hij een opgewekte Sorane rondlopen. Ze heeft al eten klaargemaakt en neemt juist plaats aan de tafel.
‘Ook al wakker, Deno.’
De agent knikt alleen maar en neemt stilzwijgend plaats aan de tafel en samen eten ze een paar boterhammen. Het kost beiden al hun beheersing om elkaar niet aan te kijken. Zonder een woord te zeggen eten ze, tot Sorane opstaat en haar tas en bord naar de afwastafel brengt.
‘Laat alles hier maar staan. Ik doe dat straks wel.’
‘We moeten praten, Sorane?’
‘Nee, Deno. Ik niet. Wat deze nacht gebeurd is, moeten we vergeten. Alon is nog maar pas dood. Ik ben zelfs niet op zijn begrafenis geweest, want dat zou verdacht lijken. Maar vergeten kan ik hem niet.’
Even weet Deno niet wat te zeggen, maar dan loopt ze naar de deur toe. Even knikt ze hem nog toe en verlaat haar verblijfplaats om naar haar werk te gaan, terwijl Deno alleen achterblijft. Toch heeft hij nog zijn twijfels. Is ze wel te vertrouwen? Hield ze wel van Alon zoals ze zegt of is ze nu van plan hem te verraden? Toch begint zijn hart sneller te slaan als hij aan haar denkt. Even voelt hij weer haar lippen op de zijne, toen ze hem gisteren kuste. Met een ruk richt hij zich op uit de droomwereld waar hij zich bijna ingestort had.
‘Ik mag niet verliefd op haar worden, of ben ik het al,’ denkt hij nog.
Snel staat hij op en haast zich naar buiten. Het gebouw waar Sorane werkt, kent hij. Dus besluit haar te gaan volgen. Als hij de hoek om stapt ziet hij een Taxi naderen en geeft een teken. In de omgeving van het kantoorgebouw waar Atos zijn hoofdkwartier heeft, stapt hij snel een winkelcentrum binnen. Daar koopt hij nieuwe kleren, die hem een ander uiterlijk geven. Ook drukt hij een valse snor op zijn bovenlip en gaat dan op weg. Onopgemerkt bereikt hij een tijdje later de twaalfde verdieping van het gebouw tegenover dat van Atos. Met een pas gekochte verrekijker bespiedt hij het gebouw en merkt al snel Sorane op die achter een bureau zit.