Verschillende maanden later komt ze op een dag terug thuis van haar zoveelste succesvolle opdracht, is ze helemaal van de kaart. Ze is het doden zo moe. Ze vreest dat ze langzaam maar zeker zichzelf aan het verliezen is. Toch weet ze dat het niet zo eenvoudig is om te stoppen, want dat dulden haar opdrachtgevers niet. Ze heeft haar tweede famillie al een tijdje niet meer gezien. Ze weet wel dat haar broer en zus in een van haar villa’s wonen. Maar haar eerste poging om met haar stiefzus Reysa te praten om de ruzie van enkele jaren geleden bij te leggen, heeft niets opgeleverd. Ze heeft haar de deur gewezen. Nadat ze terugkeerde van haar laatste opdracht heeft ze ook haar stiefbroer opgezocht, maar Jenan heeft maar even met haar gepraat. Maar het was zo afwijzend dat ze zonder iets te zeggen zijn huis verliet.
Ze heeft uren rondgereden, voor ze in de richting van haar villa afsloeg. Als ze daar eindelijk aankomt, ziet ze een auto op de oprit staan. Als ze ernaast stopt en uitstapt, ziet ze Jenan naar buiten komen.
Sorane zegt echter niets, als ze door hem omarmt wordt. Ze legt haar hoofd tegen zijn schouder, maar kan haar tranen niet meer bedwingen. Meer dan een minuut staan ze beiden daar. Dan leidt Jenan Sorane naar binnen. Daar wacht zijn vriendin hen op. Samenbrengen ze de roodharige naar de salon. Sorane gaat tussen hen in, in de zetel, zitten.
‘Het spijt me van de ontvangst van daarstraks, zus. Ik had je zo niet mogen ontvangen.’
Sorane kijkt hem even met betraande ogen aan.
‘Het is niets, broer. Ik ben het die vergeving moet vragen. Jij en Reysa hadden beiden gelijk. Dat besefte ik voor mijn laatste opdracht pas. Ik begin een afkeer van mezelf te krijgen.’
‘Iedereen maakt weleens een verkeerde keuze, Sorane,’ zegt de jonge vrouw naast haar.
‘O, vergeten, Sorane. Dit is mijn vriendin, Geevy. Lieveling, dit is mijn stiefzus, Sorane Nador. Maar ze noemt zich nu Sorane Cobanon, zoals haar echte ouders.’
Geevy schrikt echter even, want die naam is haar bekend. Heel deze kleine stad kent die en spreekt hem met eerbied uit. Ze snapt het echter niet. Maar Jenan zal wel weten waarom.
‘Ik moet het hem eens vragen, als we alleen zijn,’ denkt ze, terwijl ze Sorane toe lacht.
Even kijkt de roodharige naar Geevy en beantwoordt haar glimlach, dan wendt ze zich naar haar stiefbroer.
‘Ik verdien het, Jenan. Mijn leven is zo nutteloos. Altijd moeten doden, ik kan het niet meer aan.’
‘Ik wist dat dit moment ooit zou komen, zusje. Je bent een harde dobber, maar je hebt ook een hart zoals iedereen van ons. Maar je weet dat je niet zo eenvoudig eruit kan stappen. Ook de politie zoekt je.’
‘Ik weet het, Jenan.’
‘Je kan best eens met onze ouders gaan praten. Misschien kunnen zij je raad geven.’
Sorane die zich iets beter voelt, knikt.
‘Maar eerst wil ik mijn gedachten op een rijtje zetten.’
‘En als je nu eens voor een paar dagen bij ons intrekt, zus.’
‘Wil je dat voor mij doen, na wat ik je jaren geleden naar het hoofd geslingerd heb?’
‘Dat ben ik al lang vergeten, Sorane. Ruzie of niet, je bent en blijft mijn zus. Onze ouders zullen je ook wel hartelijk ontvangen.’
‘Misschien kunnen we naar ons huis gaan, Jenan, dan kan ik iets te eten voor jullie klaarmaken.’
‘Doen we, Geevy. Als jij er mee instemt, dat mijn zus bij ons komt wonen.’
‘Ze is je zus, Jenan. En ze heeft hulp nodig. We mogen onze hulp niet weigeren. Dat heb ik je daarstraks al gezegd.’
‘Ja, dat weet ik, lieveling. Maar dit is…’
‘Ze komt mee, Jenan. Ik wil je oudere zus beter leren kennen.’
Jenan knikt opgelucht en kijkt naar Sorane.
‘Kom je, Sorane. Dan kan je een beetje gaan rusten, want ze je ziet er moe uit.’
Sorane knikt alleen maar.
‘Dank jullie, allebei.’
Even later sluit Jenan de deur af en ze lopen naar de wagens.
‘We nemen de mijne, Sorane. Later breng ik je wel terug.’
Enkele voorbijgangers kijken naar hen en het valt Jenan op dat ze Sorane toeknikken alsof ze haar kennen. Als ze weg rijden, merkt Geevy dat Jenan ook verbaasd was toen de mensen naar Sorane knikten.
‘Dat is toch vreemd. Jenan lijkt ook niet te weten wat er met zijn zus is. Ik moet toch eens aan enkele mensen vragen stellen,’ denkt ze.
Na het eten bij Jenan thuis, gaat Sorane even naar de logeerkamer om een beetje te rusten.
‘Heb je dat ook gemerkt, Geevy? De mensen…’
‘Ja, lieveling. Dat merkte ik, maar ook op mijn werk heeft de naam Cobanon een goede klank. Ik heb me daar nog niet veel van aangetrokken, omdat ik die naam niet kende. Maar er zijn soms vermeldingen van Sorane Cobanon. Of dat dezelfde is als je zus, dat weet ik niet.’
‘Kan je daar iets over opzoeken? Want je zult ook wel gemerkt dat sommige mensen hier mijn zus vriendelijk toeknikken. Ik heb de indruk dat ze dat niet doen uit vrees, maar met een zekere eerbied.’
‘Dat was ik al van plan, Jenan, want het boeit mij. En voor een deel is het mijn job om dingen te controleren. Ik moet alleen wachten tot volgende week, want in het weekend kan ik er niet binnen.’
Jenan knikt.
‘Maar nu je zus hier is, moeten wij onszelf een beetje ontzien.’
‘Je vergeet dat ze een grote meid is, lieveling.’
‘Dat wel, maar het zou wel een beetje gênant zijn, als ze plots zou binnenstappen, als wij…,’ zegt Geevy, maar zwijgt dadelijk als ze Sorane opmerkt die de trap afkomt.
Jenan wil iets zeggen, maar merkt dat Geevy een teken geeft met haar hand. Dus zwijgt hij maar.
‘Kom bij ons zitten, Sorane.’
De roodharige kijkt de vriendin van Jenan even aan en stapt dan naar de Salon toe.
‘Er is een film op tv, zus. Ik weet niet van welk soort films jij tegenwoordig houdt.’
‘Nog steeds zoals vroeger actiefilms, broertje. Maar op het moment staat mijn hoofd er niet naar.’
‘Misschien is dit iets voor jou, Sorane. Een romantische komedie.’
Sorane knikt Geevy toe, terwijl ze links van haar gaat zitten. Maar de film boeit haar niet erg, want ze doet haar terugdenken aan de heerlijke tijd die ze met Verin had.
Even veegt ze een traan weg en sluit haar ogen.
‘Moe, Sorane,’ vraagt Geevy.
‘Nee, deze film doet mij aan mijn vroeger vriendje denken. Ik denk dat ik maar even ga slapen.’
‘Is het uit met Verin, zus?’
Even zegt Sorane niets, maar ze zien de tranen in haar ogen opwellen. Geevy slaat haar arm om haar schouders.
‘Misschien kan je beter je hart eens luchten, zusje?’
Sorane kijkt haar broer even aan en veegt de tranen uit haar ogen. Dan richt ze zich op en fluistert:
‘Hij is mijn tranen niet waard.’
‘Waarom, Sorane. Heeft hij je bedrogen?’
Sorane kijkt haar even aan en schudt haar hoofd.
‘Veel erger, Geevy,’ fluistert ze slikkend.
Dan begint ze te vertellen wat er gebeurd is. Daarna is het doodstil in de salon. Jenan slikt even.
‘Wat moet dat erg voor jou geweest zijn, zus.’
‘Nog steeds, Jenan. Maar ik tracht het te vergeten. Hij hielt van mij dat weet ik, maar toch wilde hij mij doden. Ze moeten hem bedreigd hebben. Dat kan bijna niet anders.’
‘Dan moet hij toch niet zoveel van jou gehouden hebben, Sorane.’
Sorane kijkt even naar de vriendin van haar broer.
‘O, hij hielt werkelijk van mij, Geevy. Maar in die wereld mogen we geen liefde kennen. Zeker niet tussen collega’s. Ze moeten het ontdekt hebben.’
‘Is het zo erg, zus?’
‘Het is een omgeving zonder genade, Jenan. Maar Verin had mij beter op de hoogte kunnen brengen van zijn opdracht. Samen hadden we misschien iets kunnen ondernemen.’
‘Zus, als ik het goed begrijp, zou dat zijn dood betekend hebben.’
‘Als ik die opdracht zou gekregen hebben, zou ik nooit op hem geschoten hebben, broer. En dan onze beide vrienden genadeloos afmaken, samen met hun kindje. Nee, dat zou ik nooit kunnen.’
Even weet Jenan niet wat te zeggen.
‘Misschien zou jij dan dood zijn, zus? Want een opdracht weigeren in die kringen betekend zelfmoord.’
‘Dat weet ik, Jenan. Maar ik zal altijd weigeren om op onschuldigen te schieten.’
‘Zo onschuldig ben je echter niet, zus. Je helpt misdadigers, door hun tegenstanders te doden.’
‘Laat ons daarover zwijgen, broer. Mijn ruzie met Reysa en jou ging daarover.’
‘Dat weet ik. Maar zowel ik als Reysa hebben altijd gewenst dat je, je leven zou veranderen.’
‘Dat is zo goed als onmogelijk, Jenan. Zoals je zelf daareven zei. Ze zullen mij overal vinden en dan mag ik blij zijn dat ze me dadelijk een capsule met gif erin door mijn hoofd schieten.’
Even staart Jenan haar aan.
‘En als ze dat niet doen, Sorane.’
‘Ik heb al veel dingen gehoord, van mensen zoals ik die uit de gunsten van hun opdrachtgever gevallen zijn. Daar denk ik liever niet aan, Jenan.’
‘Misschien kon Verin om die reden, die opdracht niet weigeren.’
Sorane schud haar hoofd en zegt met harde stem:
‘Ik zou het nooit gedaan hebben, broer. Zelfs niet om mijn eigen leven te redden.’
‘Dat is nu juist de reden, waarom ik nog in jouw geloof, zus.’
‘En Verin, Sorane. Je lijkt nog altijd zeker te zijn van zijn liefde voor jou?’
‘Dat ben ik nog steeds, Geevy. Hij hielt met heel zijn hart van mij, dat voel ik. Daarom kan ik het niet begrijpen.’
Opnieuw welt een traan op in de ogen van Sorane. Geevy merkt het en slaat opnieuw een arm om de roodharige.
‘Kom, schatje. Laat mij je even troosten,’ fluistert ze, terwijl ze Sorane even tegen zich aandrukt.
Jenan kijkt hen verbaasd. Sorane is een harde meid en nu zit ze daar als een hulpeloos meisje. Als Reysa haar zo zou zien, dan zou ze haar misschien vergeven. Heel even heeft hij de gedachte om naar Reysa te bellen, maar laat het dan maar. Het moment zou toch al voorbij zijn, voor ze hier kan zijn. En dat blijkt het al te zijn, want Sorane maakt zich van zijn vriendin los.
‘Dank je, Geevy. Een knuffel had ik nodig. Het is alweer over. Ik kan maar beter gaan slapen.’
De jonge vrouw knikt even en kijkt Sorane na als ze naar de trap toeloopt. Toch is ze verbaasd, want ze is tegen doden van mensen. Toen ze de naam Sorane Nador hoorde, had ze dadelijk een afkeer van deze roodharige. Ze schilderen haar slechter af als een koelbloedige moordenares, die geen genade kent. Maar nu ze haar verhaal gehoord heeft, beseft ze dat zij ook maar een mens is zoals ieder van ons.
‘En toch vraagt ik mij af, wat zij met die Sorane Cobanon te maken. Ze moet veel op haar lijken, want de mensen denken dat Jenans zus die vrouw is.’
Dan schrikt ze op uit haar gedachten, als ze Jenan met een droevige stem hoort zeggen.
‘Mijn zus heeft geen geluk met mannen, lieveling.’
‘Dat komt wel, schat. Ze zal die man wel vergeten.’
Jenan knikt even en slaat zijn arm om de schouder van Geevy.
‘Ik hoop dat ze iemand zoals jij tegenkomt, lieveling. Maar dan een mannelijke versie.’
Geevy glimlacht even, terwijl ze zich tegen Jenan aanvlijt. Knuffelend kijken ze verder naar de film.
Als ze gaan slapen en voorbij de kamer van Sorane stappen, kijkt Jenan even naar binnen. Zijn zus horen ze haar rustig ademen in haar slaap. Gerustgesteld stappen ze verder en kruipen naast elkaar in bed.
Een uurtje of twee later gaat Geevy naar de wc beneden. Maar als ze terugkomt, hoort ze Sorane snikken en gaat even kijken. De roodharige ligt in elkaar gekrold op het bed. Geevy gaat achter haar liggen en streelt haar rode haren.
‘Rustig maar Sorane. De pijn zal ooit wel verdwijnen, alleen niet helemaal,’ fluistert ze.
De volgende morgen komt Sorane al zeer vroeg naar beneden, maar haar broer en zijn vriendin zijn al van een licht ontbijt aan het genieten.
‘Als je iets wil eten, Sorane. Neem maar,’ zegt Geevy.
De roodharige gaat bij hen aan de tafel zitten en neemt een paar boterhammen.
‘Dank u,’ zegt ze.
‘Waarom bedank je ons toch altijd, zus? Je bent famillie.’
‘Je weet wat ik doe, Jenan. Het brengt veel op, maar ik wil niets van dat bloedgeld. Ik hou alleen het hoogstnodige voor mij om te kunnen leven en het nodige te kopen om mijn beroep dat ik begin te haten verder te zetten. Maar ergens voel ik dat dit leven niet mijn bestemming is.’
‘Dat heb ik gisteren gemerkt, zusje. Je was er niet zo best aan toe.’
‘Het spijt me, dat ik jullie daarin betrokken heb, maar…’
‘Zwijg daarover, zus. Van die ruzie heb ik ook spijt en ik denk dat Reysa dat ook wel heeft. Maar we waren beiden te trots om je op te zoeken, telkens je een paar dagen in je villa was. Hadden we dat gedaan, dan was alles misschien anders verlopen.’
‘Misschien, broer.’
‘Wat ga je doen, Sorane? Ze zullen je zoeken.’
‘Dat weet ik nog niet. Eerst ga ik met onze ouders praten. Daarna zien we wel.’
‘Ik ga mee, zus.’
‘Nee, Jenan. Dit is iets dat ik alleen moet doen. Maar ik moet hier in de stad nog een paar dingen in orde brengen.’
‘Oké, zus. Er is geen haast bij.’
Geevy kijkt Sorane echter nieuwsgierig aan.
‘Ze moet toch veel verdienen. Maar wat doet ze dan met al dat geld, als ze het niet voor zichzelf wil gebruiken. Jenan zei dat zijn zus zich nu Sorane Cobanon noemt. Dezelfde naam als die vrouw die ze hier lijken te kennen. Waarom doet ze zich als die vrouw voor? Welke reden kan ze daarvoor hebben?’
Nadenkend kijkt ze voor zich uit.
‘Hé, Dat is waar ook. Jenan heeft toch gezegd dat ze zijn stiefzus is? Misschien dat haar echte ouders tot de famillie Cobanon behoorden. Dat zou verklaren waarom ze zich nu en dan Sorane Cobanon noemt. En ik moet toch eens uitzoeken of zij dezelfde is als die andere, die ze in het dorp zoveel goeds over zegt.’ denkt ze.
Dan merkt ze dat Sorane haar aandachtig aankijkt.
Even schrikt ze, want met deze blik lijkt ze dodelijk gevaarlijk. Ze lijkt wel iemand anders. Iemand die berijdt is om te doden. Even kijkt ze naar Jenan, die naar hen toekomt. Maar merkt ze dat die blik verdwijnt en ze ziet de roodharige glimlachen.
‘Je hebt het zo te zien gemerkt, Geevy.’
‘Wat bedoel je?’
‘De blikken van de mensen in deze streek.’
‘Je, dat heb ik. Al begrijp ik niet goed waarom.’
‘Ze kennen me hier al jaren als Sorane Cobanon. Toen ik hier na de ruzie met mijn zus en broer, hier aankwam, was ik van de kaart en in de war. Bijna had ik de controle verloren en er een eind aan gemaakt. Een vriendelijk ouder koppel heeft me toen geholpen, maar ze wilden er geen geld voor aannemen. Ik kon het niet weigeren, zonder hen te kwetsen al hadden ze zelf niet veel. Een paar jaar later liet ik mijn villa bouwen.’
‘Ken ik deze mensen?’
Sorane kijkt naar Jenan, die juist terug binnenkomt.
‘Vermoedelijk niet, Jenan. Maar hun zoon misschien wel. Zijn naam is Gerin en hij heeft een restaurant in de buurt van mijn villa.’
‘Bedoel je Gerin Loseran en zijn vrouw Zuyana.’
Sorane knikt even met een droevige blik.
‘Ja, zus. Die ken ik zeker. Wij gaan daar soms weleens iets eten.’
‘Zijn ouders, die mij er weer bovenop brachten, zijn bij een ongeluk drie jaar geleden omgekomen. Maar genoeg daarover. Straks is ons eten koud.’
Jenan glimlacht en knikt. Gedrieën eten ze verder, want Jenan en Geevy moeten ook nog naar hun werk.
‘Het beste zus. We komen nog weleens, als je er dan nog bent.’
Sorane knikt even.
‘Maak het goed jullie allebei.’
Als beiden vertrokken zijn kijkt Sorane nog even naar het portret van hun ouders die op de kast staat. Dan staat ze op en trekt haar jas aan. Wandelend over de straat voelt ze zich voor het eerst weer gelukkig en goed in haar vel. Ze praat met een paar mensen, terwijl ze haar gedachten op een rijtje zet.
Drie dagen later zitten Jenan en Geevy in de salon te kussen als Sorane binnenkomt.
‘Hm.. hm..,’ kucht ze.
Beiden laten elkaar verschrikt los en kijken Sorane een beetje beschaamd aan.
‘Doe maar rustig verder, allebei. Ik ga vandaag eens naar Jov en Runa. Ik voel met opperbest en wil eens rustig met hen praten over mijn toekomst.’
‘Is het niet beter dat ik meega?’
‘Nee, broertje. Ik ben groot genoeg en daarbij heb jij hier je handen vol,’ glimlacht Sorane, terwijl ze haar jas aantrekt.
‘Kom, je straks weer terug.’
‘Dat zal eerder morgen zijn, Geevy. Het zal laat worden vanavond, dus kan ik beter naar mijn villa gaan.’
‘Maak het goed, zusje en kom veilig terug.’
‘Zal ik doen, Jenan. Tot morgen dan,’ knikt Sorane en trekt de deur achter zich dicht.
‘Je zus ziet er veel beter uit, Jenan,’ zegt Geevy fluistert, terwijl ze hem op zijn wang kust.
‘Ze heeft een besluit genomen, denk ik, lieveling,’ antwoordt Sorane’s broer lachend en staat op.
Geevy kijkt hem verbaasd aan en voelt dat hij haar recht op trekt. Even later ligt ze in zijn armen en beantwoordt zijn kus. Plots werpt hij haar achterover en schuift hij zijn armen achter haar hals en knieën. Voor ze van haar verrassing bekomen is, draagt hij haar naar de slaapkamer.
‘We zijn eindelijk alleen in huis, schat. Dus kunnen we m…’
Intussen is Sorane nadenkend op weg met de bus naar haar villa aan de andere kant van de stad. Vele uren later nadert ze met haar wagen de straat waar haar stiefouders wonen. Alles is rustig. Enkele mensen wandelen over de straat. Ze ziet ook een paar kinderen spelen in de tuin van hun huis. Voor het huis van haar pleegouders stopt ze. Even kijkt ze naar het huis, waar ze een groot deel van haar jeugd doorbracht. Maar hier kreeg ze ook ruzie met haar broer en zus. Ze belt aan en zucht opgelucht als Runa de deur opent.
‘Hai, Sorane. Eindelijk kom je nog eens langs.’
‘Vergeef me, Runa. Die ruzie, daar heb ik nog steeds spijt van.’
‘Dat weet ik, dochter. Maar nu ben je er weer, kom toch binnen. Jov zal blij zijn als hij straks thuiskomt.’
Sorane heeft echter niet gemerkt dat er twee wagens het huis in het oog houden.
‘Dat is nu eens geluk hebben. De dochter is er nu ook. Nu hebben we twee vliegen in een klap,’ zegt een van de mannen.
‘De dochter en dan?’
‘Sorane Nador, de huurmoordenares. Als we haar doden dan krijgen we een dikke premie.’
‘Was dat die roodharige?’
De spreker knikt even.
‘Erop af,’ zegt hij, terwijl hij de zijdeur opent.
Dadelijk verspreiden ze zich en verdwijnen in de tuinen van de omliggende villa’s. Nog twee wagens naderen en ook uit die stappen een paar mannen.
‘Deze maal hebben die moordenares. Die mag zeker niet ontkomen, Noran.’
Even kijkt de andere naar zijn horloge.
‘Hopelijk slagen de anderen ook.’
‘Daar zijn ze al begonnen, denk ik, Von. Je kent de bevelen. Geen genade. Zet uit voorzorg maar twee scherpschutters op de loer.’
De andere knikt en wijst twee mannen aan.
Sorane neemt intussen plaats in de salon en zegt:
‘Ik weet niet of ik zolang kan blijven, mama.’
Runa knikt even.
‘Ik ga even iets te drinken klaar maken, Sorane.’
Haar dochter glimlacht even en kijkt even naar de foto’s op de kast. Ze herinneren haar aan haar gelukkige jeugd en de eerste stappen die ze zette in de wereld daarbuiten.
Als Runa een paar minuten later terugkomt met een palet met twee tassen, vraagt ze:
‘Heb je het al bijgelegd met je zus en broer?’
‘Niet echt, moeder. Jenan praat al wel met mij. Ik kom trouwens van bij hem thuis. Hij heeft een mooie vriendin aan de haak geslagen.’
‘Je bedoelt Geevy, Sorane. Ja, Jenan heeft haar al aan ons voorgesteld. Maar hij heeft nooit gezegd, dat ze een koppel waren.’
‘Dat zijn ze zeker, Runa.’
Sorane moet even slikken, waardoor Runa beseft dat er iets is.
‘Met Jenan wel, al is het nogal stroef. Maar Reysa heeft me nog niet vergeven.’
‘Het spijt me, Sorane. Reysa zal ook wel bijdraaien. Maar ik heb het gevoel dat je daarom niet hier bent.’
‘Nee, ik ben de weg die mijn leven ingeslagen is moe. Ik heb veel geld verdiend, maar ik kan niet meer.’
‘Dat kan ik begrijpen, Sorane. Maar het is ook voor een deel de schuld van mij en Jov.’
‘Nee, Runa. Zeg dat niet. Ook ik wilde een gemakkelijk avontuurlijk leven. Alleen is het niet zoals ik het wilde dat het was.’
‘En jij. Hoe is het met die knappe jongeman?’
Even is Sorane stil, maar Runa merkte dat ze weer in elkaar kromp, zoals een paar minuten geleden.
‘Dan begint Sorane te vertellen, terwijl Runa ontsteld luistert naar het verhaal van haar stiefdochter.
‘Het spijt me, meisje. Dat is vreselijk. En die agente.’
‘Die heb ik moeten redden, toen ik tot het besef kwam dat ze niet schuldig was.’
‘Dan had ik toch gelijk, Sorane. Je bent niet zo verdorven, zoals je zus je noemde.’
Even kijkt Sorane haar stiefmoeder aan.
‘Ik verdiende veel, moeder, maar ik gebruikte het grootste deel om mensen te helpen, die het nodig hadden.’
‘Dat is goed, Sorane. Maar niet als je het doet om je geweten te sussen.’
‘Nee, Runa. Dat niet. Maar ik wil dat het nuttig besteed wordt, in plaats dat ik ervan geniet.’
Runa kijkt haar verbaasd aan. Plots heft Sorane haar hand op en kijkt om zich heen naar de vensters.
‘Heb je een wapen?’ fluistert ze.
‘Wat is er?’
Sorane sluipt echter naar het venster toe en kijkt voorzichtig langs de rand naar buiten. Voor de deur staan twee gewapende mannen. In de tuin achter hen ziet ze nog verschillende donkere schaduwen tussen de bomen sluipen.
‘Mam, blijf in dekking…,’ zegt ze, maar merkt Runa niet meer op.
Terwijl ze haar wapen trekt, sluipt ze naar de deur van de gang toe. Even werpt ze een blik op de voordeur, dan naar de andere kant. Ze ziet Runa met een wapen in haar handen naar haar toe stappen.
‘Iets klopt hier niet, moeder. Blijf weg van de ramen.’
Maar op dat moment vliegt de deur in stukken. Door het stof en de rondvliegende stukken hout ziet ze verschillende lichtflitsen. Twee ervan gaan door het lichaam van Runa. Sorane schrikt en vuurt tweemaal naar de deur. Ze hoort een kreet. Een tweede gedaante duikt weg. Snel haast ze zich naar het venster en ziet drie gedaanten van verschillende kanten naderen. Op dat moment vliegt de achterdeur in stukken. Langzaam sluipt ze naar achter en merkt twee zwaargewapende mannen op die naar binnen stappen.
‘Verdomme, nog twee,’ fluistert ze.
Gelukkig hebben ze haar nog niet opgemerkt. Even kijkt ze om zich heen, dan merkt ze het bloedende lichaam van haar stiefmoeder Runa in de gang op. Sorane kan zien dat ze dood is aan haar starre ogen. Een groot deel van het tapijt is rood van haar bloed. Ze voelt zich plots steenkoud worden.
‘Verdomde moordenaars,’ sist ze.
Op dat moment stapt een van de huurlingen langs de voordeur binnen en merkt Sorane op. Hij opent dadelijk het vuur, maar mist, Sorane echter niet. Maar de capsules worden echter door een beschermend vest tegengehouden. Opnieuw vuurt hij, maar Sorane rolt over de vloer en vuurt opnieuw, maar deze maal op zijn hoofd. Een andere achter hem schrikt ervan. Als hij wil wegduiken, vuurt Sorane met een ijskoude blik. Drie capsules doorboren zijn benen, maar die zijn geladen met een snelwerkend gif. Met grote ogen kijkt hij Sorane aan, als hij langzaam in elkaar zakt. Hij probeerde zijn wapen te richten, maar hij bezit er de kracht niet meer voor. Een derde duikt echter op, maar ziet de roodharige niet meer. Sorane, die achter een kast zit, ziet langs beide zijden een man opduiken en om zich heen kijken. Nog voor ze haar opmerken, veert ze recht en duikt tussen de twee door. In een reflex vuren ze, maar hun speciale capsules doorboren het lichaam van de andere schutter. Sorane tuimelt echter door de deur en hoort ze niet neerstorten.
De twee overblijvenden hebben de schoten echter gehoord en sluipen dichterbij. Een van hen heeft zijn wapen omgewisseld voor een revolver met geluidsdemper vast in zijn rechterhand. Hij nadert hun prooi langs achter, terwijl zij geconcentreerd zijn makker in het oog houdt. Deze nadert steeds meer en als hij de roodharige opmerkt, duikt ze opzij, terwijl ze vuurt. Als Sorane tegen de muur botst, valt de man achterover. Dan merkt ze de man met de revolver op en probeert nog weg te rollen, maar zijn schot bezorgd haar een schampschot aan haar rechterbeen, een tweede doorboort haar linker bovenarm, waardoor haar wapen uit haar half verdoofde hand valt.
De man grijnst en nadert Sorane. De roodharige steekt haar hand uit in een poging om het schot tegen te houden.
‘Je bent goed, Sorane. Vijf van ons heb je gekregen. Maar ik zal diegene zijn, die geprezen zal worden omdat ik je gedood heb.’
Dan buigt hij zijn vinger om de trekker, terwijl hij zijn wapen op haar hoofd richt. Voor hij kan vuren hoort hij haar zeggen, terwijl ze haar arm strekt.
‘Het spijt me, man. Maar je hebt het mis.’
Vanuit haar pols schiet een vlijmscherpe haak naar de man toe. De kracht is zo groot dat het doorheen zijn hoofd schiet. Hij is opslag dood. In een reflex drukt hij nog driemaal af, maar de capsules boren zich voor zijn voeten in de vloer.
Moeizaam kruipt Sorane recht, want ze kan maar met moeite op haar gewonde been staan. En op haar linkerarm kan ze niet steunen ook al is die maar licht geraakt. Zeer langzaam keert het gevoel n haar arm echter weer. Ze bukt zich moeizaam en neemt haar wapen van de grond op.
‘Vader,’ fluistert ze plots, terwijl ze haar wapen stevig vastneemt.
Op haar hoede doorzoekt ze de rest van het huis, maar ze ziet haar stiefvader nergens. Langzaam loopt ze weer naar de voordeur en ziet een man bij haar stiefmoeder zitten. Sorane herkent hem, want het is een gebuur aan de overkant. Hij kijkt haar aan en schudt zijn hoofd.
Sorane knielt naast hem en onderzoekt even de vrouw die voor haar zoveel als haar moeder was. De twee capsules hebben haar linkerlong en hart geraakt. Ze had geen enkele kans op deze wonden te overleven. De dodelijke inhoud van de capsules, was niet nodig geweest.
‘Ik kon je niet redden, Runa. Je was als een echte moeder voor mij. Dit heb je niet verdiend,’ fluistert ze.
Dan sluit ze met haar hand de nietsziende ogen van de dode, terwijl met tranen in de ogen nog aan Jov haar stiefvader moet denken.
‘Het spijt me, Miss Nador. Ik wilde je moeder helpen, maar ze moet op slag dood geweest zijn.’
‘Dat weet ik, mijnheer Norkin. Maar toch bedankt dat je het geprobeerd hebt.’
‘Je vader, die zal er niet goed van zijn,’ hoort ze de man zeggen.
‘Dat klopt. Vader zal mijn hulp en die van hun eigen kinderen hard nodig hebben om dit verlies te verwerken,’ denkt ze, terwijl ze opstaat.
Dan draait ze zich om en loopt kalm naar buiten. Enkele bewoners van andere huizen kijken haar aan. In de verte hoort ze politiesirenes naderen.
‘Breng je jullie geweld nu ook in onze wijken, Sorane?’ roept een vrouw plots.
Sorane verstart even. Dan kijkt ze in de richting van de vrouw.
‘Jij kwam soms op bezoek, mevrouw Gonven. Acht jij mij tot zoiets in staat. Mijn stiefmoeder kreeg geen enkele kans.’
De vrouw kijkt haar nu iets beter aan en beseft dat Sorane helemaal van de kaart is.
‘Nee, dat denk ik niet meer. Vergeef mijn woorden, meisje. He, je bent gewond.’
‘Het is niets, mevrouw Gonven. Dit overleef ik wel. Maar die mannen heb ik gedood. En het waren mensen zoals ik. Spijtig dat ik hun opdrachtgevers nog niet ken.’
‘En als je die kende, zou je hen dan doden.’
‘Waarom niet, mevrouw Gonven? Mijn stiefmoeder heeft nooit iemand kwaad gedaan en toch ligt ze daar in haar bloed.’
‘Het spijt me, meisje, maar je moet je been en je arm laten verzorgen.’
Sorane kijkt om naar de vrouw die juist sprak.
‘Bedank je man van mij, mevrouw Norkin. Hij heeft gedaan wat hij kon. Mijn wondjes zijn niet zo erg. Ik behelp mezelf wel,’ zegt Sorane fluisterend.
‘Jij hebt gedood, Sorane. Zo te zien kan je zeer goed met wapens omgaan,’ zegt iemand anders.
Sorane kijkt met bliksemende ogen om zich heen.
‘Dat is normaal voor die dame. Zij staat bekend als Sorane Nador en van de ergste huurmoordenaressen. Er staat zelfs een prijs op haar hoofd.’
Overal ziet de beschuldigende blikken. Dan valt haar blik op de man die het zei. Hij heeft een wapen in zijn hand, terwijl ze aan haar riem een politiekenteken opmerkt.
‘Er zullen nog doden vallen, mensen, maar de opdrachtgevers van deze moord zullen hun straf krijgen. En vinden zal ik hen. Dat is…’ zegt ze koel, maar op dat moment ziet ze een licht weerkaatsen.
‘Pas op. Een schutter. Op de grond, snel,’ roept ze uit.
Een seconde later laat ze zich vallen en rolt opzij. Een straal raast zo dicht bij haar hoofd voorbij, dat ze een zoemend geluid opvangt. De straal raakt een man en paar meter achter haar. Een tweede boort zich naast haar in de stenen. De omstaanders proberen zich in veiligheid te brengen, maar de schutter schiet nu op iedereen. Sorane heeft echter gezien waar hij zich bevind en trekt haar handwapen. De schutter merkt het gevaar op dat moment op en richt zijn wapen bliksemsnel. Maar te laat, een lange vuurstraal komt uit het wapen van de roodharige, terwijl een straal uit het wapen van de agent in de muur naast de man inslaat.
De capsule van Sorane treft echter doel en raakt de man recht boven zijn linkeroog. Zijn wapen valt over de reling van het dak naar beneden.
‘Die zal nooit meer een wapen op iemand richten,’ horen enkele mensen haar zonder emotie zeggen.
Sommigen richten zich weer op, vanachter de dekking. Een paar haasten zich om de gewonden te gaan helpen. Sorane hoort op dat moment politiesirenes steeds luider klinken.
‘Ik ga ervandoor, agent. Je kan me beter niet tegen houden.’
‘Dat wil ik ook niet, Sorane. Jij hebt meer doden en gewonden voorkomen, dus ik kan ook een beetje dankbaar zijn.
Sorane knikt glimlachend en haast zich wankelend naar haar wagen. Met nog een laatste blik naar hun huis van haar stiefouders, stapt ze in. Nog voor de eerste politiewagens de straat indraaien, is Sorane al op weg naar de villa van haar werkgever.
‘Ik moet stoppen, mijn dij bloed opnieuw,’ fluistert ze plots, terwijl naar haar wonde tast.
Ergens hoopt ze om de huid groen te zien oplichten maar er gebeurt niets.
‘Dan maar op de oude manier verzorgen,’ denkt ze.
En paar minuten later ziet ze een publieke parking en draait af. Onder de achterbank van de wagen haalt ze een nieuwe broek. Wankelend haast ze zich naar de wc’s aan de rand van het wagenpark. In een wc-hokje trekt ze haar lange broek uit. Even tast ze de wonde van voor en vanachter af.
‘Gelukkig ging de capsule zonder een been te raken erdoorheen. Ik moet toch een soort engelbewaarder hebben,’ denkt ze.
Uit haar riem haalt ze en klein spuitbusje en spuit er een genezende zalf op. Dan verbindt ze de wonde met verband dat ze steeds in haar riem draagt. Dan verzorgt ze de kleine wonde aan haar schouder. Daarna trekt ze moeizaam haar andere broek aan en verlaat het hokje. Even kijkt ze in de spiegel. Snel wast ze haar handen en gezicht. Nadat ze haar gekamd heeft, trekt ze haar jas terug op de juiste plaats en knikt goedkeurend.
‘En nu op weg, want Jov moet het van mij horen, voor het op het nieuws komt.’
Iets minder wankelend haast ze zich naar de wagen en rijdt even later weer de baan op. Ze is ongeduldig, want de tijd lijkt voorbij te vliegen. Dan herkent ze enkele gebouwen van de wijk waar haar stiefvader werkt. Maar als ze de straat indraait, ziet ze hier ook overal politieagenten rondlopen.
‘Verdomme, hier hebben ze ook toegeslagen,’ schiet het door haar gedachten.
Aan de rand van de weg parkeert ze haar wagen en terwijl ze uitstapt, neemt ze het valse politiekenteken uit haar zak. Als ze naar de agenten toeloopt, toont ze het en wordt tot het afgespannen gebied toegelaten. Ze kijkt om zich heen, terwijl ze naar de grote villa toeloopt. Hier en daar ziet ze doden liggen. Een paar meter van de toegangsdeur af ziet ze plots haar stiefvader, doorzeeft door capsules liggen. Hij is echter ongewapend.
‘Jij ook, vader,’ fluistert ze hees, terwijl ze opnieuw tranen voelt opwellen.
Een inspecteur komt plots op haar af, terwijl ze naar haar dode vader staart.
‘Ze zijn hier nogal te keer gegaan, denk je niet,’ vraagt hij.
Sorane kijkt om en ziet een dertigjarige man voor haar staan.
‘He, jij bent toch die jonge agente, die ik een paar jaar geleden ontmoette in het centrale bureau.’
‘J..ja. maar… Ja, nu herken ik u. U bent die agent Malon Garant.’
‘Zeker. Ik ben intussen ook hoger op geraak, zoals je ziet.’
‘Daarom herkende ik u niet zo direct.’
‘Ik zou weleens willen weten wie jij bent,’ zegt een vrouwenstem achter haar plots.
‘Agente Sorane Cobanon. Gestationeerd in het 24ste district.’
‘Aha… Wat doe je hier dan?’
‘Ik was in de buurt en werd nieuwsgierig,’ antwoordt de roodharige Sorane, terwijl ze de agent aankijkt.
‘Nieuwsgierig, dat denk ik niet. Jij bent geen agente,’ zegt de vrouw achter haar.
‘Ik geen agente. Ben je niet goed bij je hoofd?’
‘Toch wel, maar een zekere agente Sorane Cobanon, werd al verschillende malen in de buurt van moordpartijen en politiekantoren opgemerkt. Ik ben zeker dat je echte naam Sorane Nador is en geen dubbelgangster zoals sommigen denken. Je staat naast het lichaam van je vader.’
Sorane kijkt de agente verbaasd aan. Ze herkent haar dadelijk.
‘Is zij die Sorane? Dat moet je verkeerd zien.’
‘Nee, Malon. Zij is het, dat weet ik zeker. Want ik stond voor haar bij het lijk van haar vriend en moordenaar. Ken je haar?’
‘Ja, ze is die agente die een paar jaar geleden een onderzoek deed naar Jov Nador en zijn familie.’
Erine glimlacht even.
‘Dacht jij, dat we je niet op het spoor zouden komen, huurmoordenares,’ zegt de agente, terwijl ze een wapen op Sorane richt.
‘Ik ben inspecteur Erine…’
‘Dat weet ik, agente Rand. Jij hebt mijn verloofde, Verin, in zijn hand geschoten. Een tijdje dacht ik zelfs dat jij hem vermoord had,’ zegt Sorane, terwijl ze beseft dat ze niet weg kan.
‘Tja, misschien had ik hem eerst zijn werk moeten laten afmaken. Dan was jij geen moordenares geworden,’ antwoordt Erine.
‘Dat was ik al, Erine. Ik en Verin waren aan de laatste weken van onze opleiding bezig.’
‘Toch wel spijtig, Sorane. Je had een mooi leven voor je liggen, maar je koos de verkeerde weg.’
‘Misschien, agente. Maar als ik deze weg niet gekozen had, dan leefde jij nu niet meer.’
‘Wat bedoel je?’
‘Hoe is het met de wonde aan je zijde?’ vraagt Sorane grinnikend.
Erine schrikt even.
‘Hoe weet jij dat?’
‘Het stond in de kranten, agente. Ik ben zelfs in het hospitaal op je kamer geweest.’
Even kijkt Erine naar Sorane, terwijl haar hand even trilt.
‘Dus die bloemen met de initialen SN kwamen van jou.’
‘Dat is juist, SN of Sorane Nador. Ik wou je beterschap wensen omdat jij eerlijk bent. Ik veracht corrupte agenten.’
‘En die geheugen module.’
‘Die ook Erine Rand. Het zag er niet goed voor jou uit, dus ik had nog iets goed te maken.’
‘Dank je, Sorane. Maar laat je niet misleiden. Jij bent nog steeds een misdadiger en ik een agente.’
‘Dat weet ik, Erine Rand. Maar jij een eerlijk agente, op wie je ouders trots kunnen zijn.’
Even slikt Erine en kijkt dan naar Malon, die ook zijn wapen op Sorane gericht houdt. Hij is kwaad, omdat hij zich toen heeft laten beetnemen.
‘Zo een mooie vrouw en al van jonge leeftijd op het slechte pad. Steek je handen in de hoogte, leugenares,’ spot Malon met trillende stem.
‘Je wapen, Sorane,’ eist Erine, die zich herpakt heeft.
Sorane kijkt even naar beide agenten, maar weet dat ze geen kans heeft. Ze trekt haar jas uit en geeft hem aan agent Garent, die verbaast naar de drie verschillende revolvers kijkt. Ze zijn bevestigd aan riempjes aan de binnenzijde van de jas. Erine kijkt haar even met gemengde gevoelens aan.
‘Ja, Erine, ik heb gedood. Maar ik nam alleen opdrachten aan, als het om misdadigers ging.’
‘Misschien, maar je bent medeschuldig aan de daden van je opdrachtgever en zijn ondergeschikten, zoals je vader.’
‘Naar binnen, ik wil dat je bevestigd wie de doden zijn.’
Een voor een noemt Sorane de doden, die ze kent, bij hun naam. Als ze in de salon aankomen, waar enkele van de belangrijkste leden van de familie liggen. Hier blijft ze plots staan en staart naar de twee kinderen van de zoon van de grote baas die dood in de deuropening liggen.
‘Hela, Sorane. Hier schrik je toch niet van. Dit is door huurmoordenaars zoals jij gedaan,’ spot Malon.
Sorane kijkt hem even met een scherpe blik aan.
‘Je beviel mij beter in uniform, agent. Maar ik behoor niet tot die soort,’ zegt ze hard.
De man schrik van haar blik, maar beseft niet dat hij Sorane hiermee een kans gunt. Ze heeft al een tijdje gemerkt dat ze hier alleen zijn. Even glimlacht ze en voor Erine kan reageren, slaat de roodharige plots toe. De agente wankelt achteruit en haar wapen komt met een bons op de vloer terecht. Sorane duikt naar de grond en grijpt het wapen van de agente. Voor Malon van de verrassing bekomen is, zit Sorane al gehurkt en richt het wapen op hem. Malon staart in het donkere gaatje van de loop.
‘Je wapen. Werp het op de grond naar mij toe, agent. En jij Erine. Eén beweging en je partner is er geweest? Vergeet niet dat ik mijn schuld afbetaald heb. Ik wil hier weg en zal schieten als het nodig is.’
Even weet Malon niet wat te doen, een agent mag zijn wapen nooit afgeven. Sorane wijst naar de twee dode kinderen.
‘Het spijt me dat ik toen moest liegen, Maar jij acht mij tot zoiets in staat, agent Garent. Dus doe het, of…’
Ook Malon kijkt even naar de doden, en laat zijn wapen vallen. Met een schurend geluid schuift het over de vloer. Snel schopt Sorane het wapen weg. Dan grijpt ze haar jasje en loopt langzaam achteruit naar de openhaard toe. Terwijl ze de agenten nauwlettend in het oog houdt duwt ze met haar linkerhand tegen het rechter hoekmotief. Dadelijk schuift een deel van de muur opzij. Sorane legt het wapen van Erine boven op de openhaard. Beide agenten zien haar kalm haar jasje weer aantrekken. Erine probeert dichterbij Sorane te komen, maar ziet plots een wapen, met een geluiddemper, op haar gericht. Ze schrikt hevig. Ook Malon schrikt van de snelheid waarmee, Sorane het wapen uit haar jasje haalde.
Dan draait Sorane zich om en is met een sprong doorheen de doorgang. Erine rent naar de openhaard toe en grijpt haar wapen. Terwijl Malon zijn wapen opraapt, loopt ze door de doorgang. In de halfdonkere gang meent ze een schaduw te zien. Snel richt ze haar wapen en wil schieten, maar merkt dadelijk ze vast dat de veiligheid nog opstaat. Ze snapt ze niets van. Was Sorane misschien niet van plan te schieten. Waren haar woorden een soort bluf. Achter zich hoort ze Malon, de gang inkomen.
‘Waar is ze, Erine?’
‘Ik denk dat ik haar schaduw daar ergens zag, Malon,’ zegt de agente, terwijl ze de veiligheid van haar wapen aarzelend afzet.
Nadat de agente haar zaklamp inschakelde, stappen ze allebei op hun hoede verder de gang in. Ze merken niet dat Sorane vlak achter de ingang in een donkere nis staat. Zodra beide agenten een twintigtal meter van de geheime deur af zijn, haast ze zich goed als geruisloos weer de salon binnen. Even werpt ze nog een blik op beide kinderen, die geen schuld hebben aan de misdaden van hun vader. Dan sluipt ze voorzichtig naar de deur en verlaat de salon. Onopgemerkt bereikt ze de trap en haast zich naar boven. Intussen blijft Erine plots staan. Ze richt haar zaklamp naar de vloer en dan weer vooruit.
‘Verdomme!’ roept ze uit.
‘Wat is er?’ vraagt Malon, die al een paar meter verder is.
‘Ze heeft ons liggen,’ sist Erine, terwijl ze zich om draait.
‘Wat?’
‘Er zijn geen voetsporen in het stof voor ons. Achter ons alleen die van jou en mij,’ zegt Erine kwaad.
‘Kom, dan moeten we terug. Snel.’
‘Dat haalt niets meer uit. Ze is er al lang vandoor.’
‘Wat dan?’
‘Doen wat we moeten doen. Het onderzoek verderzetten naar de daders van die moordpartij. Ooit zullen ze haar wel grijpen en dan krijgt ze haar verdiende loon.’
‘Ik hoop dat je gelijk hebt, Erine. Ze is gevaarlijk en onberekenbaar. Wie weet wat ze van plan is?’
‘Haha, je bent kwaad omdat ze je toen om haar vinger kon winden,’ zegt de agente spottend.
Even werpt de man haar een kwade blik toe, maar zegt niets.
Sorane heeft op dat moment een verborgen kluis op de bovenverdieping, open gemaakt. De zware deur zwaait moeizaam, maar geruisloos open. Sorane kijkt even naar binnen en glimlacht dan. Snel neemt er een paar kleine voorwerpen en papieren uit. De voorwerpen bergt ze op in een zak van haar jas en de papieren onder haar hemd. Even kijkt ze nog naar de rijen met geld, waarvoor zo veel mensen gedood zijn, dat in de kluis ligt.
Plots merkt ze het kleine Pentagon op, dat haar al enige tijd fascineerde. Het is kleiner dan het pentagon dat toen over haar arm voelde glijden. Maar het heeft dezelfde kleur. Even staart ze er nadenkend naar. Aarzelend reikt haar hand naar het blauwgroenkleurig voorwerp. Ze voelt duidelijk de vreemde aantrekkingskracht die ervan uitgaat. Dezelfde aantrekkingskracht die ze telkens voelde, als ze in de buurt van dat ding was. Als ze het snel in haar zak wil steken, schrikt ze. Ze voelt iets aan haar hals kittelen als een vreemd stof zich van haar hals losmaakt. Het glijd over haar arm naar haar hand toe. Als het van vorm verandert in een groen pentagon, naast het kleinere pentagon. Zodra het grotere gevormd is, begint het kleinere te vervormen en glijd naar het grote toe. Verbaasd ziet Sorane het met het grotere samenvloeien. Tot er maar een overblijft. Dan verandert het grotere pentagon opnieuw en glijdt weer langs haar arm naar haar hals toe. Het lijkt wel alsof het over de huid in haar hals kruipt. Voorzichtig tast ze aan de achterzijde van haar hals, maar ze voelt er zo goed als niets meer van.
Een vreemd gedachte neemt vorm aan in haar hoofd.
‘Dank je, Sorane.’
‘Wat was dat voor iets?’ denkt ze schrikkend.
‘Ooit zal jij mijn gebieder zijn, Sorane Cobanon,’ hoort ze een stem in haar hoofd.
Dan werpt ze nog een blik in de kluis, maar ook daar ziet ze het niet meer liggen. Dan merkt ze een pakje op met haar naam erop geschreven. Verbaasd neemt ze het op en steekt het in haar zak. Nog even denkt ze aan dat vreemde Pentagon, maar trekt dan haar schouders op en duwt de deur langzaam dicht.
Sorane stapt snel de trap af. Ze ziet beide agenten Erine en Malon staan praten met enkele collega’s en glimlacht even. Dan schrikt ze. Erine kijkt in haar richting, maar lijkt haar niet op te merken. Langzaam loopt ze naar de achterzijde van het huis toe. Eerst aarzelend, maar dan met steeds vastere stappen. Hoe het komt dat de agenten haar niet tegenhouden weet ze niet, maar ze bereikt even later de achterzijde van het huis. Snel opent ze de deur en haast zich naar buiten. Maar dan verstijft ze, voor haar staat een agent, die naar de deur, die langzaam dichtdraait, staart. Ze snapt het niet, het lijkt wel alsof hij haar niet kan zien. Zonder haar blik van de agent af te wenden, wijkt ze opzij. Nog steeds verbaasd ziet ze hem op de deur toelopen en deze voorzichtig openen.
‘Ze kunnen mij niet zien. Hoe kan dat? Zou dat door dat vreemde Pentagon komen?’ denkt ze verbaasd, terwijl ze even naar haar hals tast.
Even kijkt ze nog glimlachend om zich en haast zich dan van het terrein af. Maar als ze weer bij haar wagen aankomt, moet ze aan haar stiefbroer en zus denken.
‘Ik moet hen op de hoogte brengen,’ fluistert ze en neemt haar smartphone uit haar riemzakje.
Snel selecteert ze de naam van Reysa, maar die neemt niet op. Dan kiest ze maar voor haar broer Jenan en heeft enkele seconden later contact met hem. Gedurende tien minuten spreek ze met hem om hem op de hoogte te brengen. Ontsteld luistert de jongeman naar haar woorden. Als Sorane het gesprek beëindigd heeft, staart hij voor zich uit. Wankelend staat hij op en stapt enkele minuten later het kantoor van zijn overste binnen. Hij krijgt dadelijk verlof voor een paar dagen. Jenan haast zich naar het werk van zijn zus toe om haar op de hoogte te brengen van het vreselijk nieuws.