Een man, hij rende, hard. Hij achtervolgde iemand, die iemand ben ik. De man had een capuchon op. Je kon alleen een grijze krullige baard en een bleke rimpelige huid zien. Ik, Hank rende ook. Het was donker. Er kwam alleen licht van een lantarenpaal. Er was niemand. Ik rende, mijn hart bonkte in mijn keel. Ik hijgde. We renden door een straat. De man was sneller, hij liep op me in. Ik rende een zijstraatje in. Ik bleef rennen. Hij begon te schreeuwen. Hij schreeuwde dat ik het had gedaan, hij schreeuwde dat ik een monster ben. Ik bleef rennen zo hard als ik kon. Het ene straatje in, het andere straatje uit. Hij had me bijna. Ik bleef rennen, hijgend. Mijn sjaal begon los te laten. Het was de sjaal die mijn moeder gisteren aan me had gegeven. Het was een warme wollen zwarte sjaal. De sjaal wapperde achter me. De man was nog maar honderd meter achter me. Negentig meter. tachtig. Zeventig. Zestig. Ik ging de hoofdstraat in. Ik begon te roepen om hulp. Niemand kwam. Ik keek over mijn schouder. Vijftig meter. De zwarte jas van de man hing open. Ik zag een schede aan zijn riem hangen, ook zwart. Het schede was niet leeg. Een mes, er zat een mes in het schede, een mes met een zwart handvat. Ook zijn shirt was zwart. Ik beseft me dat hij me wilde vermoorden. Viertig meter. Ik dacht aan mijn vrienden, mijn moeder, mijn vader, mijn broer en mijn zusje. Met een schok bedacht ik hoe het voor hun zal zijn, als ik dood ben. Ik ben boos na een ruzie weggelopen. Hun laatste herinnering aan mij is een opstandige boze tiener. Twintig meter. De man haalde zijn mes uit zijn schede. Hij ging langzamer. Dertig meter. Ik rende harder. Twintig meter. Plotseling voelde ik een stekende pijn in mijn been. Ik struikelde en keek naar mijn been. Het mes stak in mijn been. Ik stak mijn hand uit naar het mes, naar mijn wond. Ik trok het mes met een schreeuw uit mijn been en legde mijn hand op de wond. Ik voelde het warme bloed langs mijn hand stromen. Mijn broek was rood gekleurd. De man stond bij mijn voeten. Hij rukte het mes uit mijn hand en duwde het bebloede mes tegen mijn keel. Er klonk een gil. Ik zag een vrouw met een grijze jurk vanuit mijn ooghoeken. Ik schreeuwde om hulp. De man stond langzaam op en nam zijn mes mee. Hij liep langzaam naar de vrouw toe. Zij strompelde haastig achteruit. Ik schreeuwde een waarschuwing. Ze struikelde over een rode baksteen. De man knielde bij haar neer. Het mes ging omhoog. Vol afschuw keek ik toe hoe het mes in de borst van de vrouw zonk. Er klonk een laatste doodskreet. De man rukte het mes uit haar borstkas. Bloed spoot op tegen de rechter schouder. Haar prachtige grijze jurk was verpest door het bloed. Hij stond weer op en liep met het bebloede mes naar mij toe. hij hield het mes boven mijn hoofd. bloed van de arme vrouw drupte in mijn gezicht. Hij kwam zo dicht bij mijn oor dat ik zijn vochtige, warme adem op mijn oor voelde dwarrelen. Hij fluisterde met een kille stem: ‘De eerste dode zal niet de laatste zijn.’
Melden
geef ook bij dit verhaal tips pls en like 5 sterren
heel erg spannend verhaal. knap hoor. liefs berthie
Spannend en mooi geschreven
Ja 🙂 de titel mooi kort gehouden….. Mooi spannend geschreven!
Dankjewel voor de tips en reacties