‘Uitgevers zijn klootzakken,’ zei Kees. ‘Mijn vroegere leraar Nederlands, die nu een baantje bij een uitgeverij heeft, vertelde me onlangs hoe dat gaat: als iemand een verhaal instuurt waarin een kaalhoofdig personage figureert, en het manuscript wordt gelezen door een kaalhoofdig iemand die toevallig net zo’n eikelkop heeft, Mai Kopspijkers bijvoorbeeld of hoe die man ook heten mag, die het niet waardeert om aan z’n eigen penishoofd herinnerd te worden, dan wordt het manuscript afgewezen en krijgt de schrijver een past-niet-in-ons fonds berichtje.’
Ria schonk zijn glas bij. ‘Doe maar rustig aan, je drinkt het alsof het limonade is.’
‘Maar je hebt toch ook vrouwelijke uitgevers – uitgeefsters dus,’ zei Annemarie.
Kees dronk zijn glas half leeg. ‘Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor hen. Als er in het verhaal een “zij” voor komt, een dame van het vrouwelijk geslacht bijvoorbeeld, die haar gleuf overdwars heeft zitten, en degene die het manuscript moet beoordelen heeft toevallig ook zo’n scheur…’
Allen proestten het uit.
‘Begin dan je eigen uitgeverijtje en geef dat boek uit van die vriend van je, als je zijn werk zo goed vindt,’ riep Ria. ‘Mijn eerste man had ook zo’n glad, permanent geërecteerd hoofd zoals je die tegenwoordig overal ziet. Maar dat had hij al lang voordat zulke hoofden in de mode raakten. Dat had ie van nature. En daarbij ook nog eens zo’n lange stijve nek die zijn eikelkop droeg. Mannen met zo’n stijve penisnek, zoals de Duke of Edinburgh er een heeft, en ook zijn zoon Charlie, daar moet ik nu niks van hebben. Brrr! Ook de vorige leider van Syrië, die nu gelukkig dood is, hoe heet ie ook al weer, en ook diens zoon… ik ga daar zo’n beetje van over m’n nek als ik die akelige kerelkoppen zie op de tv.’
De anderen moesten hier hartelijk om lachen, Kees het hardst. ‘Somewhat unfortunate in the head department zoals de Engelsen zeiden over de vorige leider van de Conservatieven, William Haig. Maar hoe zit dat eigenlijk, staan onze koppen je wel aan?’
‘Daarbij had hij zo’n mondje…’ mijmerde Ria alsof ze hem niet gehoord had.
‘Wie? Wie had zo’n mondje, wat voor mondje?’ vroeg Kees.
‘Mijn ex-echtgenoot. Zo’n Van Agt-mondje, zo’n getuit fellatio-mondje… zo’n zuinig, stijftoegeknepen kippenanus-mondje…’
‘Mijn eerste man had ook zo’n glad, permanent geërecteerd hoofd zoals je die tegenwoordig overal ziet,’ zei Ria. ‘Maar dat had hij al lang voordat zulke hoofden in de mode raakten. Dat had ie van nature. En daarbij ook nog eens zo’n lange stijve nek die zijn eikelkop droeg. Mannen met zo’n stijve penisnek, zoals de Duke of Edinburgh er een heeft, en ook zijn zoon Charlie, daar moet ik nu niks van hebben. Brrr! Ook de vorige leider van Syrië, die nu gelukkig dood is, hoe heet ie ook al weer, en ook diens zoon… ik ga daar zo’n beetje van over m’n nek als ik die akelige kerelkoppen zie op de tv.’
De anderen moesten hier hartelijk om lachen, Kees het hardst. ‘Somewhat unfortunate in the head department zoals de Engelsen zeiden over de vorige leider van de Conservatieven, William Haig. Maar hoe zit dat eigenlijk, staan onze koppen je wel aan?’
‘Daarbij had hij zo’n mondje…’ mijmerde Ria alsof ze hem niet gehoord had.
‘Wie? Wie had zo’n mondje, wat voor mondje?’ vroeg Kees.
‘Mijn ex-echtgenoot. Zo’n Van Agt-mondje, zo’n getuit fellatio-mondje… zo’n zuinig, stijftoegeknepen kippenanus-mondje…’
De anderen gierden het uit.
‘Hij hield van Dixielandmuziek – typische middenstandsmuziek vind ik dat – en hij was lid van Rotary en de Vrijmetselaars.’
‘En een tijdschrift,’ riep Kees. ‘We richten ons eigen, eigentijds tijdschrift op: Het Nieuwe Millenium. Met als doel het bestrijden van alle stront en shit en crap die men ons in de ogen wil smeren en door de strot probeert te douwen.’
‘Zoals… en wie is die “men” eigenlijk?’ Wouter keek eerst Kees en vervolgens de anderen vragend aan.
‘Men? Dat is hullie. Dat zijn de pausen en de grootmoefti’s en de opperrabbijnen en de Dalai Lama’s en ayatollas. De goeroes, imams, rebbes, bisschoppen, kardinalen en priesters. Dominees, pastoors, nonnen en priesters… Al dat tuig dat zich in een of ander gewaad tooit en met een raar hoofddeksel op hun kop een of ander geloof uitdraagt of boodschap verkondigt… ‘
‘Geestelijke leiders dus,’ zei Alex.
‘Ja. Zij zijn de bron van alle kwaad, van verdeeldheid, van alle tweestrijd, van alle ellende in de wereld.‘ zei Kees. ’Hun volgelingen vormen groeperingen, clans, stammen: tribalism noemt men dat met een mooi Engels woord. De godganse godvergeven mensheid is onderverdeeld in stammen, is erdoor verziekt. Terwijl iedereen eigenlijk gewoon Mens is, niets meer en niets minder. Weg ermee! Niks ethnische dit of dat, ras, stam, sekte, geloof…’
Alex knikte heftig. ‘Ik ben het ermee eens: we moeten af van die rare hoofddoekjes en keppeltjes en tulbanden en mijters. Allemaal provocerend exhibitionistisch gedoe: de dragers daarvan willen ermee benadrukken dat ze anders zijn dan anderen, iets speciaals, uitverkoren, verheven. Net als het dragen van kruizen, hakenkruizen, of andere onderscheidingstekens. Kijk, ik ben moslim. Zie mij eens jood zijn. Kijk mij eens, ik ben katholiek. Kijk, ik ben neonazi… en ga zo maar door.’
‘Je vergeet de gebaren die ze maken: de moslim opent zijn handen met de palm naar boven, de katholiek slaat een kruis, de gelovige jood wikkelt leren riemen om zijn onderarm, de gereformeerde vouwt zijn handen en houdt zijn kop scheef, de neonazi steekt zijn gestrekte arm en hand schuin omhoog…’
‘Het komt allemaal op hetzelfde neer,’ zei Kees met vermoeide stem. ‘Het zijn obscene gebaren, bedoelt om ethnische of raciale of tribale verschillen te onderstrepen. Weg met al die onzin. Iedereen is Mens. Punt. Weg met tribalism, de waan dat we in stamverband moet leven. Daar moeten eindelijk eens mee afgerekend worden. Tribalism zou een vies woord, a dirty word, moeten zijn, the T-word. Tribalism heeft door de eeuwen heen tot allerlei walgelijke klootzakkerij geleid. En nog. Denk maar eens aan de katholieke tribal arseholes en de protestantse tribal arseholes in Ierland, de moslim en christelijke arseholes in Indonesïe, de Hoetsies en deToetsies…’
‘Waar we ook van af moeten zijn al die kleine kuttaaltjes zoals het Baskisch, het Fries, het Welsh, het Afrikaans en al die andere kaboutertalen die allang een natuurlijke dood zouden zijn gestorven als niet allerlei onfrisse Blut-und-Boden types zich hadden ingezet voor het behoud ervan en als men niet met behulp van staatssubsidies krampachtig probeerde deze ten dode opgeschreven boerenlullentalen kunstmatig in leven te houden.’
‘En de dialecten dan? Die dialectjes die eigenlijk veel weg hebben van een collectief spraakgebrek?’
‘Weg ermee,’ sprak Kees op besliste toon. ‘Ze zorgen voor verdeeldheid en onbegrip. Fort!’
Er viel een lange stilte. Iedereen dacht kennelijk na over wat voor onrecht en waanzin er nog meer bestreden diende te worden door middel van vlammende artikelen en spotprenten.
‘Waar we ook van af moeten,’ zei Kees tenslotte, ‘is het koningshuis. Geldverslindende waanzin is het. Weg met koningin, koning, prinsen en prinsessen. En die parasiterende rattentroep eromheen. Gewone mensen moeten we hebben als staatshoofd, die we kunnen kiezen en die we kunnen wegstemmen als ze ons niet bevallen. Niet van die uitverkorenen die de rol van staatshoofd vervullen om geen andere reden dan dat ze – floep! – uit een of andere koninklijke of adellijke baarmoeder tevoorschijn zijn gekomen. Alsof het puur een biologisch verschijnsel betrof, van een heel ander menssoort.’
‘Nou, ik vind wel dat de koningin tot een verheven menssoort behoort,’ zei Wouter bedachtzaam. ‘Je zou kunnen spreken van een biologisch verschil ten opzichte van gewone mensen zoals jij en ik.’
‘Ik zie geen verschil,’ zei Kees heftig. ‘Dat mens ziet eruit als iedere andere vrouw.’
‘Misschien is het biologische verschil voor ons onzichtbaar,’ hield Wouter vol.
‘Dat geloof ik pas als bewezen wordt dat ze haar poepgaatje aan de voorkant heeft zitten en haar neuk- en piesgaatje aan de achterkant…’
‘Dat zou best eens het geval kunnen zijn. Het zou me niks verbazen. Konden we maar een kijkje nemen onder haar rokken.’
‘Ik vind je opmerking wel een beetje obsceen…’
‘Obsceen? Weet je wat ik obsceen vind? Dat dat mens boven op een berg geld kan blijven zitten terwijl er elders in de wereld honger geleden wordt. Obsceen rijk is dat mens, crimineel rijk. En zij niet alleen natuurlijk, alle stinkendsuperrijken zijn vleesgeworden obsceniteiten en criminelen. Stel je het als volgt voor: aan een kilometerslange houten tafel zit de gehele mensheid, The Family Of Man, aangeschoven. Aan het hoofd van de tafel zitten leden van het koningshuis en volgevreten miljardairs die gezamenlijk het hoofd van de familie vormen. Zij hebben hun bord vol voedsel. Schalen vol dampend etenswaar staan voor hen klaar waar ze zich te goed aan kunnen doen. Ze worden op hun wenken bediend door onderdanige lakeien. Aan het andere uiteinde van de lange tafel, nog nauwelijks zichtbaar in de verte, zitten de misdeelde familieleden achter lege borden en kommen. Zij wachten hongerig af of er nog iets voor hen overblijft. Sommigen van de creperende stakkers zijn van hun stoel of kruk gegleden en liggen kronkelend op de grond onder de tafel…’
‘Genoeg!’ riep Alex. ‘We get the picture.’
‘Een schandalig familiegebeuren, misdadig gewoon! Dit moet – opnieuw – aan de kaak gesteld worden. Door ons, in ons tijdschrift.’
‘Je overschreeuwt jezelf, Kees.’
Kees richtte zich tot Johan en vroeg: ‘Wat vind je van dat beeld? Kun je daar iets mee, ik bedoel, kun je daar zo’n tekening, zo’n spotprent van maken? Ik vond je cartoon van die nonnenneukende priesters trouwens beregoed. Je hebt echt talent als cartoonist.’
Alhoewel dit verhaal goed geschreven is, vind ik het persoonlijk meer iets voor een erotisch blad!