Aan een tak met verkleurende bladeren
probeer ik mij vast te klampen,
hun vocht zal weldra verdampen,
schaduwstervend ontwaren.
Bij het triestig bekijken
van bomen kalende kruinen
wil ik het wel uitbazuinen,
blijf in jouw volheid prijken.
Ineens ben jij weggegaan,
ik wil niet dat het winter wordt
nu onze liefde ook verdort.
Waarom toch moet dit samen gaan.