Toen we op het bankje zaten
moest ik het toch één keer vragen
“Vader, wanneer ziet u mij?”
Ik had het van tevoren niet bedacht
het was meer de gelegenheid
die de vraag voortbracht
terwijl we samen
naar de leeuwen keken
Mijn vader
alsmaar zwaarder met zichzelf
gedragen door een stok
die al het wrange
overeind houdt
En ik
een kind van talloos veel
verdwenen jaren
die nog steeds bleef smeken
om een gunst
Aan het gewonde dier
op het bankje bij de leeuwen
“Vader, wanneer ziet u mij?”