Wie geeft mij mijn jeugd terug,
toen het leven nog een
paradijs leek, zorgeloos.
Wie, zeg me wie bremgt
die goede oude tijden terug,
toen alles zo simpel leek.
Nu luister ik naar een vioolstuk,
die mij weemoedig maakt,
en me doet denken aan vroeger.
Oh oh, wat is er toch gebeurt met
ons, nu we zo ver lijken te zijn,
van verleden noch toekomst.
Nu ik dit gedicht schrijf, krijg
ik opeens een heel nostalgisch
gevoel, die om mij heen waait, en
doet denken aan mijn jeugd, toen
de onschuld zuiver was, en er geen
plek was voor de angst voor de dood.