Als de nacht valt en de sterren zichtbaar worden.
Dan zal jij mij misschien treffen, vreemdeling, terwijl ik zit op
een bankje met mijn ogen vol met tranen, om een onbereikbare liefde.
Zo treurig ben ik toch sinds ik haar al lang niet meer
zie: zo op. Vandaar dat ik zo huil vreemdeling, vandaar.
Tot de dag dat zij bij mij is zal jij mij hier treffen, jij vreemdeling. Wie ben jij werkelijk?
Maar weet vreemdeling, weet, voor het te laat is. Namelijk dat mijn hart slechts klopt voor haar.