Zij gingen dikwijls naar het strand. Dit drietal. Vader, moeder, kind. Het jongetje was verslaafd aan dropschuimbokken. Zijn moeder nam ze uit de strandtas en de jongen kreeg er maar liefst drie en had er onderweg ook al zo’n 16 opgegeten. Op een keer waren zij, hij en zij ouders, op het strand in Spanje. Toen ging het jongetje ver de zee in het kwam op een eiland aan. Zijn ouders hebben dagen gezocht maar het jongetje kwam niet opdagen. Toen zijn zij met het viegtuig weer naar Holland gegaan. Het jongetjes zat net aan het kampvuur en had een vette vis tussen de rotsen uitgeslagen en miste zijn dropschuimbokken, maar gng de volgende dag met een voldaan gevoel de zee in om terug naar het strand te zwemmen. Vlakbij een strand aangekomen, stootte hij zijn hoofd aan een brug, in de lengte richtig, zo hard dat zijn fantasie op hol sloeg en zich in het vliegtuig aatr huis te goed deed aan allerlei snoepwaar. waarna hij op het volgende moment het hekje bij zijn ouders in Holland passeerde, alwaar zijn moeder al, met beide handjes voor haar wangen, blij was hem weer terug te zien. Ze omhelste ekaar, het jongetje ging naar binnen en taalde niet meer naar de heerlijke snoepblokken. In realiteit was hij gewoon weer bij zij ouders in de auto gaan zitten en had ontdekt dat de snoeptrommel leeg was.