Wil mij doen beroepen tot tranen maar,
kom slechts tot een aanzien van een barre leemte
waarin geen rivier zich manouvreren kon.
Probeer liefde te vinden, wanneer ik het duisternis verwelkom
eveneens gelijktijdig de net aangestoken kaarsen ondermijn,
in naam voor de gevallene, in naam voor hen die zijn vergeten..
maar wie dat zijn: weet ik niet meer…
keer mijzelve tot de spiegel, kan nimmer nog iets vinden in al dat woedt dat ik herken
noch kan plaatsten in woorden ´ hij van vroeger ´ tot wiens bestaan plotseling met vlammen gehuld..
waartoe hebben deze wegen geleid, noch de weg van het lijden voorbij elders en verder doch kan noemen mijn ware thuis?, want ik betrap mijzelve keer op keer voorbij de stadslichten
kan mij niet herinneren een dag dat ik nuchter heb doorbracht..
Schrijven als een bezetene, vast in losgeslagen waanzin
wat rust er nog in al dat is geschiede?
kom tot verdict dat ik enkel voor onbestaande woorden wil pleiten
in naam voor eigen..
maar niemand die een hetzelfde taal spreekt…
Hoor mijzelve enkel schreeuwen elke avond, al pleitend naar de nachtlamp al starend naar de deur wachtend totdat moeder haar wederkeer maakt en mij geruststelt met een nacht kus eveneens mijn bestaan bevestigd: omdat ik niets meer zeker weet.