Nadenkend staat ze op en loopt op de kast toe. Een druk op een geheim knopje opent een bergplaats. Even kijkt ze kijkt ze naar de gespecialiseerde wapens. Maar in haar gedachten is ze bij de overeenkomst die ze met de agenten gesloten heeft. Ze beseft dat haar leven helemaal zal veranderen als ze met hen samenwerkt. Dan denkt ze opnieuw aan haar vermoordde stiefouders. Hoe meer ze eraan denkt, hoe meer ze van haar vermoeden overtuigt raakt.
‘Als mijn vermoeden klopt, dan zal hij voor de moorden zwaar boeten. Alleen zal ik hem ditmaal aan het gerecht moeten uitleveren,’ denkt Sorane.
Even zucht ze, want ze zou hem liever gewoon neer knallen. Maar dan zou ze op de vlucht blijven, wat ze nu juist niet wil. Want ze streeft naar rust. Geld heeft ze genoeg, want haar werk betaalde goed. Ze neemt de paspoorten uit haar zak en kijkt er even naar. Het paspoort dat op de naam van Sorane Cobanon, de familienaam van haar echte ouders staat, neemt ze uit het hoopje. De rest legt ze in de kluis. Dan glimlacht ze even, want ze weet al wat haar te doen staat. Snel neemt ze twee kleine vuurwapens uit de kast. Eén steekt ze met een snelle beweging in haar schouderholster. Het andere verdwijnt bijna onzichtbaar tussen haar riem op haar rug. Even kijkt ze eens om zich heen en drukt dan op de geheime schakelaar, waardoor de bergplaats terug afgesloten wordt.
Even later rijdt ze met een snelle sportwagen uit haar schuilplaats naar de stad terug. Daar kent ze een jongeman, die voor een zware crimineel werkt. Ze parkeert haar wagen in een bewaakte garage en steekt het verschuldigde bedrag in de automaat. Maar als ze aanbelt aan het appartement van de jongeman, blijkt hij niet aanwezig te zijn. Even kijkt ze naar de gesloten deur.
‘Dat is pech,’ denkt ze.
Dan kijkt ze even naar haar polshorloge en loopt dan naar de lobby. In een van de zetels gaat ze zitten en neemt een elektronisch tablet van de tafel. Even leest ze het menu op het scherm en tikt dan op een van de items. Al na een paar seconden verschijnen de gevraagde krant artikels op het scherm. Al lezend schuift de tijd maar langzaam voorbij. Langzaam wordt het steeds drukker in de hal en plots valt haar oog op diegene die ze verwacht. Alon Gesio. Die merkt haar echter niet op en loopt naar de lift toe. Snel legt Sorane het tablet neer en volgt hem. Als Alon op de activeringsknop drukt van de anti-zwaartekrachtlift, hoort hij een stem achter zich
‘Hai, Mijnheer Gesio. Kan ik u even spreken?’
Verbaasd kijkt hij om.
‘Sorane Nador. Wat doe…’ stamelt hij verschrikt, terwijl hij denkt:
‘Verdomme ze hebben me door.’
Toch blijft hij kalm en glimlacht zelfs. Al heeft hij geen enkele kans tegen deze huurmoordenares, maar hij zal zijn leven duur verkopen.
‘Ik wacht al een tijdje in de hal hier, want ik moet je dringend spreken.’
Even weet hij niet wat hij moet denken, maar dan beseft hij dat er te veel getuigen zijn.
‘Ze wil me ergens naar toe brengen, waar ze zonder pottenkijkers kan toeslaan,’ denkt hij, terwijl hij naar zijn achterzak tast.
Hij voelt het handvat van het wapen, dat hij altijd bij zich draagt. Zonder dat Sorane het merkt, glimlacht hij.
‘Misschien kan ik haar te snel af zijn,’ denkt hij.
Maar als hij de weg naar zijn appartement wil inslaan, zegt Sorane plots.
‘Nee, Alon. We moeten nog hoger.’
Alon kijkt verbaasd naar de mooie vrouw, terwijl ze nog verder naar boven zweven. Hij voelt zich steeds minder op zijn gemak.
‘Ze zal toch niet naar het dak willen,’ denkt hij, maar beseft dat dat haar doel moet zijn.
En hij krijgt gelijk. Aarzelend, terwijl hij zijn wapen in de hand neemt, volgt hij de roodharige en stapt een paar passen achter haar in het warme zonnelicht op het dak. Zijn hand, met zijn wapen houdt hij achter zijn rug.
‘Alon, je moet me helpen. Ik wil een baan, die mij zo dicht mogelijk bij Aqunok brengt.’
Verbaasd kijkt hij haar aan.
‘Ben je niet hier om mij te…’
‘Om jou. Wat bedoel je? Je dacht toch niet dat ik je kwam doden.’
‘Ja, toen ik je zag. Jij hebt de reputatie van een genadeloze moordenares. Dus ik dacht…’
‘Alon, toch… ken je mij dan zo slecht. Heb je daarom je wapen achter je rug in de hand?’
‘J…ja.. Wist je het?’
‘Zeker. Ik heb zoiets als een zesde zintuig voor die dingen.’
Alon steekt het terug in zijn holster op zijn rug en kijkt Sorane aan.
‘Waarom wil jij voor Aqunok werken?’
‘Ik wil zo veel mogelijk over hem en zijn organisatie te weten komen.’
‘Jij zit toch niet achter hem aan, om hem te doden.’
‘Nee, Alon. Al zou dat misschien beter zijn, maar ik heb mijn woord gegeven.’
‘Je woord. Wat bedoel je?’
‘Dat kan ik niet zeggen, Alon.’
‘Je vertrouwt mij niet, Sorane.’
‘Toch wel, maar…’
‘Je werkt toch niet voor de politie.’
Sorane kijkt de jongeman verschrikt aan.
‘Dus toch.’
Sorane die beseft dat ze zichzelf verraden heeft, kijkt de jongeman met gemengde gevoelens aan.
‘Wat nu. Hem doden. Nee, dat kan ik niet.’‘
Alon glimlacht.
‘Toen je daarstraks naar me toekwam, dacht ik dat ik ontmaskerd was.’
‘Ontmaskerd? Wat?’
‘Ik ben een agent, Sorane.’
Sorane kijkt hem met verbaasde ogen aan.
‘Waarom?’ hoort ze hem vragen.
‘Strafvermindering, Alon. Ik ben dit leven moe.’
Even denkt Alon na en richt zich dan tot de roodharige.
‘Ik zal proberen je te helpen, maar dan moeten we wel samenwerken.’
‘Misschien geen slecht idee. Dan kan je mijn verslagen aan je contacten doorspelen.’
Als Sorane dit zegt, wordt hij weer wantrouwig.
‘Misschien wil ze niet alleen hem, maar ook zijn helpers uitschakelen.’
Opnieuw twijfelt hij, wist hij maar of ze de waarheid spreekt.
‘Verdomme, ik heb al teveel gezegd.’
Sorane, die zijn wantrouwen gemerkt heeft, glimlacht:
‘Ik vermoed dat je met Malon Garent en zijn partner Erine Rand samenwerkt. Zij zijn ook van mijn opdracht op de hoogte. Dus als je een bevestiging wil, neem dan volgende week met hen contact op.’
Alon kijkt haar verschrikt aan.
‘Nee, ik denk dat je de waarheid spreekt, Sorane. Maar geef toe dat jij met jouw beroep, niet zo snel vertrouwen wekt.’
‘Als ik eerlijk moet zijn, dan moet je weten dat ik heb nog een andere reden heb om Aqunok aan het gerecht uit te leveren. Ik denk dat hij de laatste is van de groep die mijn stiefouders vermoordden. De andere daders heb ik al gedood. Alleen hij leeft nog.’
‘Jij hebt hen gedood, zeg je.’
‘Ja, alle zeven, behalve een. Als ik kan bewijzen dat hij het is, dan moet ik voor een maal afwijken van mijn pad.’
‘Wat bedoel je nu weer?’
‘Normaal zou ik hem gewoon neerschieten, zoals ik met de anderen gedaan heb, maar ik heb beloofd dat ik hem ongedeerd voor het gerecht zou brengen.’
‘Als dat je doel is, dan zal ik alles doen om je te helpen, maar zonder mijn opdracht in gevaar te brengen.’
‘Laat ons samenwerken, Alon. Misschien kunnen we samen de nodige bewijzen verzamelen.’
‘Dat kan ik niet, Sorane. Ik kan je aan enkele personen voorstellen, maar samenwerken. Nee, dat is niet mogelijk. Mijn opdracht komt op de eerste plaats. Aqunok is niet de grote baas, maar een vreemde mysterieuze vrouw die ze de meesteres noemen. Ik wil haar ontmaskeren.’
‘De meesteres. Hoe ziet ze die eruit.’
‘Ik heb mij al diep in de organisatie ingewerkt, diegenen die haar al gezien hebben spreken met ontzag over haar. Er zijn geruchten dat ze een bloedmooie blondine is, die alleen naar iemand moet wijzen, om hem of haar in elkaar te laten krimpen van de pijn. Omdat ze altijd gekleed is in een zwarte overjas met een cape over haar hoofd. Misschien weet zelfs Aqunok niet hoe ze eruitziet.’
‘Toch kunnen we elkaar helpen, Alon. Ik ben bekend als een, wat je noemt, een top huurlinge. Al mijn opdrachten heb ik met succes uitgevoerd. Ik ben ervan overtuigd dat we elkaar kunnen helpen.’
‘We kunnen het altijd proberen, maar we moeten wel op onze hoede zijn.’
‘Jij wordt mijn liefje, lieve schat,’ zegt Sorane spottend.
Alon staart haar aan en zegt:
‘Niet overdrijven, Sorane. Straks word ik nog verliefd op jou.’
‘Tja, dat lijkt me ook niet gepast, maar als je liefje kan ik je steeds zonder ons verdacht te maken opzoeken.’
‘Misschien heb je gelijk, maar dan moeten we onze rol wel goed spelen.’
Even later lopen beiden het appartement van Alon binnen. Al snel heeft Alon een plaatsje voor haar en Sorane begeeft zich een paar weken later voor het eerst naar haar nieuwe baan. Sorane voert verschillende kleine opdrachten, als bewaakster van transporten uit, in dienst van de organisatie. Hierdoor wordt ze door belangrijkere leden van de organisatie opgemerkt en krijgt steeds belangrijker taken. Maar op straat krijgt ze een steeds negatievere naam. Maar ze komt echter steeds meer en meer te weten over de organisatie en haar werking.
Op een dag zitten ze beiden naast elkaar in de zetel te praten, zoals altijd. Maar deze maal is de sfeer anders. Zowel Alon als Sorane hebben het al een tijdje gemerkt, maar gaven er niet aan toe. Plots ligt Sorane echter in de armen van Alon en drukt haar lippen op die van de agent.
Meer dan zes maanden gaan voorbij, Sorane en Alon zijn intussen een vast koppel. Als Sorane thuiskomt heeft ze een paar dagen vrijaf gekregen. Alon is echter nog eerder thuis dan zij, want zijn overste is van hun verhouding op de hoogte en wist ook van Sorane’s verlof, dus kreeg Alon ook evenveel dagen verlof.
De roodharige luistert verrast naar zijn woorden.
‘Laat ons er eens op uit trekken, dan kan ik je ook aan mijn famillie voorstellen, Alon.’
‘Wat wil je doen?’
‘Naar Mogwan. Mijn zus en broer wonen daar.’
Alon knikt even, maar zegt:
‘Is het daar nog niet te vroeg voor, lieveling?’
‘Waarom, Alon? Ik wil je aan Reysa voorstellen, voor zij op het idee komt om een vriendje voor mij te versieren.’
‘Oké dan. Wanneer vertrekken we?’
‘Dadelijk, als jij niets geplant hebt.’
‘Nee, niet vandaag of morgen, maar ik verwacht bezoek over drie dagen. Dan komt een vriend van mij op bezoek.’
‘Geen probleem, over drie dagen zijn we wel terug. Hoe heet je vriend? Ken ik hem?’
‘Nee, dat denk ik niet. Zijn naam is Deno Vergan.’
Even kust Sorane Alon.
‘Heb je hem van ons vertelt?’
‘Zeker, lieveling. Daarom komt hij ook. Hij wil zien welke knappe vriendin ik heb.’
‘Laat ons dan maar snel gaan, dan zijn we voor de avond valt in Mogwan.’
‘Is het zo ver?’
‘Een paar uur rijden, schat. Maar we raken er wel.’
‘Oké. Even een paar dingen pakken en weg zijn we.’
‘Ik wacht in de auto, Alon.’
‘Neem jij niets mee?’
‘Dat is niet nodig. Ik heb daar een huisje, waar ik mij soms terugtrek.’
‘Dat wist ik nog niet, lieve schat.’
‘Haast je maar. Ik heb nog wel een paar geheimpjes, lieve Alon.’
Verschillende uren later staat de jonge agent verbaasd naar de luxueuze villa te staren.
‘Is die van jou?’
‘Alon, je weet wat ik buiten mijn vast werk in de organisatie nog gedaan heb.’
‘Ja, maar dit?’
‘Die opdrachten brengen een pak geld op, Alon. Zoveel zelfs dat ik ook zonder dat werkje zou kunnen leven. Alleen kan ik dan niet achter de geheimen van de organisatie komen,’ zegt Sorane terwijl ze de deur opent.
Binnen slikt Alon even, want hier is alle luxe die hij zich kan inbeelden.
‘Vanavond blijven we hier, lieveling. Ik laat wel iets te eten brengen van een cafeetje in de buurt. Ik zal hen ook uitnodigen.’
‘Ken je die mensen dan?’
‘Ja, ik ben al verschillende keren bij hen op bezoek geweest. Zuynana en haar man Gerin zijn goede vrienden geworden. Ze weten echter geen van beiden, dat ik al een tijdje een vriendje heb. Dus ik wil hen verrassen.’
‘Een vriendje, ben ik maar een vriendje.’
Sorane draait zich verbaasd om.
‘Zeker, Alon. Maar dan eentje waar ik van hou,’ zegt ze en vliegt hem om de hals. Ze kust hem even, maar dan maakt ze zich los.
‘Ik moet even bellen, Alon.’
Zuyana is er echter niet, maar Gerin neemt wel op.
‘Ik ben blij dat je nog eens aan ons denkt, Sorane.’
‘Als jullie willen kunnen jullie eens bij mij komen eten, ik ben van plan om vanavond een mijn kookkunsten te tonen aan mijn vriend Alon.’
‘Heb je een nieuwe vriend? Wat zal Zuyana blij zijn? Ze vond het zo spijtig dat je al zo lang alleen bent.’
‘Weet je wanneer je vrouw thuiskomt?’
‘Vermoedelijk rond zeven uur pas. Ze is met je zus gaan shoppen in het winkelcentrum. Ik zal haar wel kunnen overtuigen om te komen.’
‘Wil je haar niets over Alon zeggen, ik wil haar verrassen?’
‘Haha. Dat is goed. Ik zal zeggen dat je nieuws voor haar hebt. Dan is ze nieuwsgierig en zal ze wel willen weten wat er is.’
‘Lijkt me een goed idee, Gerin. Pas maar op dat ze je het niet kwalijk neemt.’
‘Dat zal ze niet, Sorane. Ze houdt van verrassingen, zoals de vorige keer op haar verjaardag.’
‘Dat herinner ik me. Maar jij had er eentje. Ik heb er twee.’
‘Je maakt me nieuwsgierig, maar we zullen er tegen acht uur zijn, hoop ik.’
‘In orde, Gerin. Ik verwacht jullie allebei. Tot straks.’
‘Komen ze?’ vraagt Alon als Sorane de gsm neerlegt.
De roodharige knikt even.
‘Rond acht uur.’
‘Kom dan maar even hier, schat,’ lacht hij en trekt haar naar zich toe.
Alon kust haar verlangend en knijpt in haar kontje.
‘Ik moet me om het eten bekommeren, Alon. Anders hebben onze gasten niets te eten.’
Alon kijkt even in haar ogen en glimlacht:
‘Spijtig, lieveling. Ik zal het dan maar voor later bewaren.’
‘Ik kijk er al naar uit, lieve Alon. Misschien kan jij best een koel bad gaan nemen.’
‘Zal ik doen, schat. Tot straks.’
Sorane kijkt even op de klok in de keuken.’
‘Iets minder dan twee uur tijd. Dat moet me lukken,’ denkt ze.
Maar de tijd vliegt voorbij en ze is blij als Alon even komt helpen met het klaarzetten van de tafel.
‘Dat ziet er goed uit, Alon. Je had in een restaurant moeten gaan werken.’
‘Heb ik ook ooit gedaan, lieveling. Mijn vader had vroeger een restaurant.’
‘Dat wist ik nog niet. En toch ben je bij de politie gegaan.’
‘Ik…’
Op dat moment wordt er aangebeld.
Alon schrikt op en zegt:
‘Ik ga maar eens opendoen.’
De roodharige schudt haar hoofd.
‘Ik ga wel, Ga jij maar naar de keuken. Want ik en Gerin willen zijn vrouwtje verrassen.’
‘Verrassen?’
‘Ja, ze weet nog niet dat ik een vriend heb.’
Alon glimlacht en knikt dan.
Terwijl hij zich uit de voeten maakt, opent Sorane de deur.
Als ze de deur opent, staart Zuyana haar verbaasd aan.
‘Je ziet er gelukkig uit, Sorane.’
‘Ik voel me ook beter dan de vorige keer, Zuyana. Ik werk nu voor de politie in ruil voor kwijtschelding van mijn straf.’
‘Wat? Dat is goed nieuws. Je zus zal blij zijn. Misschien had ik haar beter kunnen meebrengen.’
‘Nee, daar is het nog te vroeg voor. Ze is al wel bijgedraaid. Maar ik moest het toch wel aan iemand kwijt, die ik kan vertrouwen. In de wereld waarin ik mij nu bevind, is er een van wantrouwen,’ zegt Sorane terwijl ze hen een teken geeft om in de zetels plaats te nemen.
‘Maak het jullie gezellig, ik ga even in de keuken kijken of het eten klaar is.’
Als Sorane terugkeert is ze niet alleen. Zuyana kijkt de jongeman verbaasd aan.
‘Dit is Alon, mijn nieuwe vriend,’ hoort ze haar zeggen.
De jonge man komt op haar toe en geeft haar een vaste handdruk.
‘U moet Zuyana, de vriendin van Sorane zijn,’ zegt hij vragend, terwijl hij haar hand loslaat.
Zuyana knikt verbaasd en kijkt even naar haar man, maar die glimlacht alleen maar.
‘Wist jij dat Sorane een nieuwe vriend had, mannetje?’
Gerin knikt even.
‘Van daarstraks toen Sorane belde om ons uit te nodigen. We wilden je verrassen.’
‘Dat is dan gelukt,’ zegt Zuyana en kijkt Sorane en Alon even aan.
‘Ik wens jullie beiden veel geluk in jullie verdere leven,’ zegt ze glimlachend.
‘Laat ons aan de tafel plaatsnemen, vrienden.’
Gerin knikt even naar de roodharige en stapt als eerste naar de tafel toe. Hij laat eerst zijn vrouw plaatsnemen en dan Sorane.
De roodharige kijkt Alon aan, als hij even later de soep op de tafel neerzet.
‘Ben je hier voor zaken, Sorane?’ vraagt Gerin.
‘We zijn op verlof. Maar ik moet ook een paar geldzaken in orde brengen.’
‘Weet je dat je broer je geldzaken onderzoekt? Hij twijfelt nog steeds aan je woorden en dat je mensen wil helpen.’
‘Dan zal hij teleurgesteld worden, Gerin. Ik help met dat bloedgeld, zoals mijn zus het noemde de mensen van deze stad. Als er winst mee gemaakt wordt, dan wordt dat besteed voor andere projecten te ondersteunen. Ik krijg niets van die winsten, als die er zijn, terug.’
‘Ik geloof u, Sorane,’ zegt Zuyana.
‘Je broer zal echter niet zo gemakkelijk te overtuigen zijn.’
‘Mijn zus en broer zijn al op de hoogte, Gerin. Al hebben ze nog twijfels over mijn bedoelingen. Uiteindelijk zal zijn conclusie dezelfde zijn als wat ik jullie gezegd heb.’
‘Laat ons erover zwijgen, vrienden.’
‘Je hebt gelijk, Alon. Sorane is onze vriendin. We vertrouwen haar.’
Even glimlacht Sorane. Het is lang geleden dat ze nog vrienden gehad heeft. Tot nu was Alon de enige, maar nu zijn er twee bij gekomen. Als nu haar zus en broer helemaal bijdraaiden, dan zou ze een gelukkige vrouw zijn.
‘Ik zal even tijd moeten maken om met beiden te spreken,’ denkt ze.
‘Laat ons in de salon plaatsnemen. Ik wil een paar dingen over mijn zus en broer weten. Ik ontsla jullie van jullie belofte om met hen over mij te praten. Ik heb nooit iets willen verzwijgen. Dus als jullie iets willen, vraag het dan maar.’
Ongeveer twee uur, staat Gerin op.
‘We moeten eens gaan, want morgen is er weer een drukke dag.’
‘Jij niet alleen, Gerin. Ik moet nog een paar zaken afhandelen. Alleen Alon hier mag eens lekker uitrusten.’
‘Ik ben bij dat je mijn vriendin bent, Sorane.’
‘Breng Reysa en Jenan mijn beste wensen over.’
‘Zal ik doen. Als je nog eens in de buurt bent, kom dan eens op bezoek.’
‘Dat beloof ik je, Zuyana.’
‘Bedankt voor deze gezellige avond.’
Sorane knikt even.
‘Blijven jullie nog lang?’ vraagt Zuyana nog.
‘Twee dagen maar. Dan moeten we terug.’
‘Spijtig. Want het was gezellig, Sorane.’
‘We komen nog weleens terug, Gerin,’ lacht Alon, terwijl hij zijn arm om zijn vriendin slaat.
Even later hun vrienden de rijbaan op. Sorane en Alon kijken hen even na. Maar dan haasten ze zich naar binnen. De volgende dag is Alon allen op wandel in de stad, terwijl Sorane zich met enkele zakelijke dingen bezighoudt. Het is een drukke dag voor haar en ze is moe als ze thuiskomt. Ze neemt snel een verkoelend stortbad en kruipt dan in bed. Als Alon komt kijken waar ze blijft, staart hij verbaasd naar zijn slapende vriendin. Een mooie vakantie, lieveling. Heel de dag alleen en dan val jij gewoon in slaap.
Zo stil mogelijk gaat hij weer naar beneden kijkt nog even tv, voor hij opnieuw naar boven gaat en in het bed naast Sorane kruipt. Het is moeilijk, maar uiteindelijk valt hij toch in slaap. Als hij de volgende morgen wakker wordt is het al elf uur en ligt alleen in bed.
‘Slaapkop, ben je eindelijk wakker,’ zegt Sorane, die even komt kijken.
‘Waarom heb je mij laten slapen?’
‘Je lag daar zo vredig, dat ik besloot om je maar eens goed te laten uitrusten. We zijn tenslotte op verlof.’
Dan kruipt Sorane naast hem en bed en kust hem.
‘Daar heb ik gisteren niet veel van gemerkt, lieveling. Je kwam zo moe thuis, dat je dadelijk in slaap viel.’
‘Dat is juist. Ik was uitgeput, omdat ik zoveel mogelijk in een dag gedaan wou hebben. Nu ben ik weer helemaal uitgerust, schat.’
Even kijkt Alon in haar verlangde ogen en grijpt haar stevig vast en rolt haar op haar rug. Dan drukt hij zijn mond weer op de hare. Sorane beantwoordt zijn verlangende kus, terwijl haar handen over zijn naakte rug glijden.
Pas rond vijf uur in de namiddag komen beiden naar beneden en maken samen iets te eten klaar.
‘Laat ons straks eens uitgaan, Alon. Ik weet hier in de buurt en danscafeetje.’
‘Dat lijkt me wel een goed idee, lieveling. Laat ons dadelijk gaan. Ik heb toch genoeg gegeten voor vandaag.’
Ik ga even boven een geschikte kleding aantrekken. Alon wacht een tijdje ongeduldig, maar als Sorane naar beneden komt, is in een adembenemende jurk gekleed.
‘Wauw, we ben je mooi, lieveling.’
Sorane geeft hem een vluchtige kus op de mond en fluistert:
‘Dank je. Gaan we…’
Een tijdje later zweeft Sorane in zijn armen over de dansvloer. Beiden kunnen goed dansen en worden bewonderend aangestaard. Maar geen van beiden merkt dat Jenan ook aanwezig is met zijn vriendin.
‘Je wordt toch niet verliefd op die roodkop, lieveling.’
‘Verliefd, nee schat. Zeker hou ik van haar, want ze is mijn zus, Sorane. Ik ben alleen verbaasd dat zij hier aan het dansen is. Herken jij haar niet?’
‘Is dat je zus Sorane? Ik had haar niet herkent, Jenan. Ze ziet er helemaal anders uit, dan vorige keer. En ik moet zeggen dat ze een goede danser is en haar partner, die kan er ook wat van. Waar heeft ze dat geleerd?’ zegt Deriva.
‘Geen idee. Ik zie haar voor de eerste keer op een dansvloer. Maar je hebt gelijk. Ze dansen beiden zeer goed.’
‘Zou hij haar vriend zijn?’
‘Dat weet ik niet? Een paar maanden geleden had ze nog geen vriend.’
‘Ze lijken mij anders toch wel een heel verliefd koppel. Ze kijkt naar hem zoals jij soms naar mij kijkt. Als die man niet oppast verslindt ze hem.’
‘Misschien kunnen we haar morgen eens bezoeken.’
‘Ja, dat lijkt me een goed idee, Jenan. Ze zal wel blij zijn om je te zien.’
‘Hopelijk, want al lijkt de ruzie over, toch weet ik niet zeker hoe ze zal reageren.’
‘Dan moeten we zeker met haar gaan praten, lieveling. Dan weet je het zeker En ik wil haar nog wel een keer ontmoeten, want het is dankzij het geld van je zus dat ik weer kan lopen en dat ik jou ontmoet heb.’
‘Dat weet ik, schat. Ik vind ook dat we het moeten proberen. Morgen na ons werk zullen we eens tot bij haar thuis gaan.’
‘Het is laat, Jenan. Laat ons gaan slapen, want we moeten morgen allebei zeer vroeg naar ons werk.’
Even aarzelt Jenan, want hij zit met de gedachte om nu even met zijn zus te gaan praten. Maar Deriva heeft gelijk. Ze moeten er vroeg uit. Dus haakt hij zijn arm in de hare. Al pratend stappen ze naar buiten en rijden even later weg.
Iets na middernacht lopen Sorane en Alon al lachend en flirtend naar zijn auto. Als ze eindelijk in hun bed liggen, kan Alon niet van haar afblijven, waardoor ervan slapen niet veel in huis komt. Als ze eindelijk opstaan is het al middag.
‘We moeten snel zijn, Alon, anders komen we te laat voor je vriend Deno.’
‘Je hebt gelijk we kunnen beter op weg gaan. We moeten terug naar ons gevaarlijk wereldje van bedrog en misleiding.’
‘Ja, schat. Onze korte vakantie is alweer voorbij. Erine zal zich al afvragen waar ik ben, want ik ben de afspraak vergeten, die ik eergisteren had.’
Snel eten ze iets aan de tafel. Terwijl Alon alles even wegbergt, doet Sorane de afwas. Het is nog vroeg tegen de avond als ze hun appartement in de hoofdstad binnenstappen.
‘Ik ga mijn vriend en zijn vriendin even ophalen zoals ik hem beloofd heb, lieveling.’
‘In orde, schat. Kan je dit ook nog even in de winkel ophalen? Want er is geen enkele fles drank meer in huis.’
Alon neemt het briefje aan, dat Sorane hem aanreikt en kust haar even snel.
‘Tot straks, schat,’ zegt hij nog en dan slaat de deur achter hem dicht.
Even staart Sorane naar de deur, maar dan richt ze haar aandacht op het eten. Als ze naar de klok kijkt, beseft ze dat ze het deze maal niet kan klaarkrijgen. Snel neemt ze de gsm en belt naar Alon.
‘We hebben iets vergeten Alon. Er is niet genoeg om iets klaar te maken voor vier personen.’
Even is het stil, maar dan hoort ze Alon zeggen.
‘Het is niets, lieveling. We zijn beneden en komen naar het appartement. Daarna kunnen ergens iets gaan eten.’
Op het scherm ziet ze het gezicht van Alon en op de achtergrond twee mensen. Allebei gekleed in uitgangskleding.
‘In orde. Ik zie jullie over enkele ogenblikken,’ antwoordt ze.
Terwijl ze de gsm neerlegt bekijkt ze zichzelf in de spiegel en schud haar hoofd.
‘Deze kledij leent zich niet voor een etentje. Dan maar snel iets anders aantrekken.’
Ze is juist klaar, als ze Alon hoort binnenkomen.
‘Hai, lieveling.’
Sorane stapt langzaam de trap af, terwijl zowel Alon als zijn vriend haar bewonderend aankijken. Ze is gekleed in een korte hemelsblauwe jurk die haar figuur benadrukt.
Alon slikt even.
‘Mag ik je mijn vrienden Deno Vergan en Wryne Obernin voorstellen. Zoals ik al gezegd heb, wilden ze jou eens ontmoeten, want ze kennen je alleen als de gezochte Sorane Nador.’
‘Dat ben ik ook, Alon. Welkom, nieuwe vrienden. En beval ik jullie allebei’, glimlacht Sorane, terwijl ze op hen toekomt.
De man kijkt haar met een vreemde blik aan. Sorane merkt het en staart even in zijn ogen. Ze voelt zich plots verward al weet ze niet waarom.
‘Laat ons met zijn allen iets gaan eten in het restaurant in de straat hierachter,’ zegt Alon.
Even kijkt de vrouw naar Deno en knikt even.
‘Ik heb wel trekt in iets lekkers, Wryne.’
‘Dan gaan we mee, Alon,’ knikt Wryne glimlachend naar de vriend van Sorane.
‘Ik neem mijn jasje,’ lacht Sorane, terwijl wel gemerkt heeft dat Wryne haar probeert te negeren.
Als ze even later naar buiten stappen, zorgt Sorane dat ze naast de agente loopt en kijkt haar nieuwsgierig aan.
Wryne merkt het, maar doet alsof ze niet bestaat.
‘Hou je van Deno?’ vraagt de roodharige plots.
Wryne schrikt even en draait haar hoofd.
‘Deno is een goede vriend, maar meer ook niet. Maar wat is Alon voor jou.’
‘Ik hou van Alon, Wryne. We zijn beiden van plan om ergens een ander leven op de bouwen, maar we moeten beiden eerst onze zakken regelen.’
‘Zaken, Sorane. Noem jij mensen doden zaken?’
‘Die zaken bedoel ik niet, Wryne.’
‘Wat dan wel. Jij dood voor geld.’
‘Alleen diegenen die de dood verdiend hebben. Andere opdrachten neem ik niet aan. Maar stoppen is niet zo eenvoudig. Omdat te doen hebben iets nodig om ons te verzekeren dat ze niet achter ons aan zullen komen. Dat zijn de zaken waar ik het over heb.’
‘Geef je aan, Sorane. Na je straf kan je Alon weerzien, als jullie beiden nog willen.’
‘Zo gemakkelijk gaat dat niet. We kunnen alleen veilig zijn als ze onze kennis vrezen. Zelfs in de gevangenis ben ik niet veilig.’
‘Misschien is dat zo, roodkop. Maar heb jij dat niet verdiend.’
‘Komen jullie nog?’ vraagt Deno, die omkijkt plots.
Even kijken Sorane en Wryne elkaar aan en glimlachen beiden.
‘We zullen het later wel even uitvechten, Sorane. Ik heb ook honger gekregen van ons kort maar heftig gesprekje.’
Sorane knikt alleen maar en volgt Deno het restaurant binnen.
Tijdens het etentje kijkt Sorane soms naar de vrouw, die met Deno meegekomen is. Ze vraagt zich af wie ze is. Ze zijn vrienden, maar geen koppel, dat heeft ze zelf gezegd. Dus waarom is ze meegekomen. Dat ze hier is om haar eens te zien, klopt niet want ze doet moeite om haar te mijden. Haar manier van doen, doen haar meer denken aan een agente. Maar klopt dat wel.
‘Ik moet dat een van deze dagen toch eens uitzoeken,’ denkt ze.
Als ze een uurtje later weer buiten komen praten en lachen ze met elkaar. Tot laat in de nacht genieten ze met z’n vieren van hun conversaties en een drankje.
Sorane kijkt Alon even aan, als ze merkt dat hij naar Wryne kijkt.
‘Die film is toch nogal saai. Ik hou meer van actiefilms,’ zegt ze plots en staat op.
Even kijkt ze naar Deno die haar verbaasd aankijkt. Ze glimlacht naar hem, terwijl ze hem aan lijkt te kijken. Maar ze kijkt langs hem heen, omdat ze al eerder besefte dat er een aantrekkingskracht tussen hen beiden is. Ze weet echter niet zeker of hij het ook voelt.
‘Ik ga even naar de lady’s room,’ zegt ze dan.
Als Sorane voorbij Wryne stapt.
‘Ik ga even mee, als ik mag,’ zegt die bijna fluisterend en staat op.
Als beide vrouwen weg zijn, kijkt Deno Alon aan.
‘Hoe gaat het tussen jullie beiden?’
‘Heel goed, Deno. Ze houdt van mij en ik van haar.’
‘Jullie denken toch niet aan een huwelijk.’
‘Nee, daar hebben we nog niet over nagedacht. Maar als Sorane zich kan losmaken van de misdaad, dan zit die kans er misschien wel in.’
‘Ik hoop het, Alon. Weet ze dat jij een agent bent?’
‘Ja, al vanaf het begin. Ik dacht eerst dat ze mij kwam om mij af te maken, maar dat bleek gelukkig niet het geval. Maar omdat ik undercover werk doe, wil ze zo snel mogelijk weg. Ze vindt dat ik te veel gevaar loop.’
‘En zij niet dan.’
‘Dat wel, maar ze vindt dat zij gewoon is met dit soort gevaar te leven.’
‘En jij toch ook?’
Alon trekt zijn schouders op.
‘We leiden allebei een gevaarlijk leven, jij, Wryne en je vrienden ook.’
‘Je hebt gelijk, Alon. Hopelijk komt jullie wens uit,’ knikt Deno.
‘Ik zal maar eens kijken waar ze blijven,’ zegt Alon met een glimlach en staat op.
Deno volgt zijn voorbeeld en kijkt even naar de wandklok. Hij merkt dat het twaalf uur is.
Even denkt hij aan Sorane. Het beeld dat hij over haar gevormd had, is helemaal anders dan een koele moordenares. Ze is een opgewekte vrouw, met veel levenslust. En ze bevalt hem. Als Alon er niet was, zou hij misschien zijn kans wagen. Als hij dit laatste beseft, kijkt hij met een ruk op en zegt:
‘We moeten eens gaan, Alon. Over een paar uur begint voor ons allemaal een drukke dag’
‘Dat begrijp ik. Eens zien waar ze blijven.’
Sorane en Wryne hebben intussen hun handen gewassen.
‘Waarom mijdt je mij, Wryne?’
Even zegt de vrouw niets.
‘Heb je het gemerkt, Sorane Nador?’
‘Hoe zou ik het niet merken, Wryne? Je zegt alleen iets tegen mij als ik je een directe vraag stel.’
‘Jij bent een huurdoder, Sorane. Ik kan zulke mensen niet uitstaan.’
Even slikt Sorane.
‘Je werkt toch ook voor de organisatie.’
‘Dat klopt. Maar wel als een beveiligingsagente.’
‘Maar je doet hetzelfde als ik, Wryne. Je beschermt passief diegenen die met misdaad hun geld verdienen. Ik doe dat actief door doelwitten die ze me geven om te brengen. Beiden zijn we medeplichtig aan de misdaden die ze plegen.’
‘Als je het zo ziet, dan klopt dat eigenlijk wel?’ knikt Wryne, terwijl ze nadenkt.
‘Hoe zit het tussen jou en Deno, Wryne?’
Even kijkt de vrouw verbaasd opzij.
‘Wij zijn collega’s, Sorane. Meer niet.’
‘Collega’s?’
Wryne schrikt even, want ook zij en Deno werken undercover. Maar al Sorane lijkt betrouwbaar, want ze heeft Alon niet verraden. Toch weet ze niet hoe Sorane zou reageren als ze wist dat ook Deno en zijzelf agenten zijn.
‘Waarom beschermt ze Alon? Ze moet toch weten dat hij agent is. Houd ze echt van hem of…’
Even kijkt ze Sorane in de ogen, maar schrikt van haar gedachten.
‘Misschien doet ze alsof om zijn contacten op te sporen. Verdomme, daar moet ik eens met Deno over hebben. Want als dat waar is, dan is ook onze opdracht in gevaar.’
Met moeite concentreert ze zich op haar antwoorden, want ze mag geen fouten maken.
‘We werken allebei voor dezelfde sector chef van de organisatie.’
‘Ach zo bedoel je. Ik dacht al dat jullie ook agenten waren.’
Wryne glimlacht even.
‘Agenten, Nee, Sorane. Daarvoor hebben we teveel op ons geweten,’ fluistert ze, terwijl ze haar handen afdroogt.
Sorane kijkt haar even met een vreemde blik aan, want nu is ze zeker. Deze vrouw is een agente en vermoedelijk Deno ook. Als ze aan hem denkt, voelt ze zich opgelucht.
Terwijl ze de handdoek aan zijn haakje aan de muur hangt, beseft ze dat ze het spijtig zou vinden als hij een misdadiger was.
‘Kom, de mannen zullen al wel op ons aan het wachten zijn,’ hoort ze Wryne zeggen.
Ze knikt even en stapt plots dicht naast de vrouw voorbij.
‘Je geheim is veilig, agente Obernin.’
Verschrikt kijkt Wryne naar de rug van Sorane en beseft dat ze zich ergens verraden moet hebben.
Sorane voelt haar blik en draait zich om.
‘En Deno zal ook wel een agent zijn, denk ik.’
Wryne slikt even, maar weet niet wat te zeggen.
‘Ben je spraak kwijt, agente?’
‘Hoe weet je het?’
‘Je houding en je manier van spreken. Ik heb mezelf getraind om zoiets op te merken, Wryne.’
‘En nu?’
‘Niets, Wryne. Zoals ik al fluisterde is je geheim veilig bij mij.’
Juist op dat moment komt Alon binnen.
‘Al klaar, meiden,’ glimlacht hij.
‘We gingen juist naar buiten, Alon,’ antwoordt Wryne, die nog snel even een blik op Sorane werpt.
Deno kijkt Sorane even aan als zijn vriend met beide zo verschillende vrouwen terug in de salon binnenstapt.
‘Deze twee waren onder elkaar vrouwengeheimpjes aan het uitwisselen, denk ik. Want ze zwegen dadelijk toen ze mij hoorden,’ zegt Alon lachend.
Deno merkt even dat zijn partner naar Sorane kijkt, maar die blik is argwanend.
‘Die twee hebben zeker geen vrouwengeheimpjes uitgewisseld, zoals zijn vriend denkt,’ vermoed hij in gedachten.
‘Gaan we?’ vraagt Wryne als ze Deno ziet staan.
Die knikt.
‘Het is al na middernacht.’
Wryne kijkt nog even naar Sorane.
‘Schiet er niet te veel neer, Sorane. Anders blijven er niet veel meer voor de politie over.’
‘Ik zal proberen er nog een paar over te houden voor de gevangenis, Wryne. Misschien zit jij daar over een tijdje ook wel,’ grijnst Sorane, met een knipoog.
Wryne glimlacht zuur.
Als Deno met zijn partner naar hun wagen stapt, zegt die:
‘Ik mag haar wel, Stonden we maar aan dezelfde kant.’
‘Mij bevalt ze ook wel, Wryne. Maar ze is opgegroeid in het misdaad milieu, dat heeft haar lot bepaald. Toch lijkt ze mij niet zo slecht te zijn als het lijkt. En Alon is gek op haar, dat heb je toch wel gemerkt.’
‘Ja, en hij niet alleen, Deno. Jij valt ook op haar.’
‘Ze is een aantrekkelijk mooie meid, maar ze is mijn type niet. Ik hou meer van rustige vrouwen.’
‘Ja ja. Dat moet ik geloven,’ lacht Wryne.
‘Alon houdt van haar, Wryne. Dus ik blijf er met mijn handen af.’
‘Sorane weet dat we agenten zijn, Deno.’
Deno kijkt zijn collega verschrikt aan.
‘Volgens haar hebben we beiden ons verraden door onze uitspraak en gedragswijze.’
‘Wat gaat ze nu doen?’
‘Ze zei dat ze ons geheim zou bewaren?’
‘Ik hoop het maar, want anders…’
‘Dat besef ik maar al te goed. Misschien kan je Alon beter op de hoogte brengen, dan kan hij haar…’
‘Nee, Wryne. Dat kan ik niet. Alon vertrouwd haar volledig’
‘Liefde maakt blind, Deno. Vergeet dat niet.’
Deno blijft even staan.
‘Ik denk wel dat ze te vertrouwen is, Wryne.’
Even kijkt Wryne haar collega aan en trekt haar schouders op. Dan stapt ze snel in.
Intussen in de flat van Alon en Sorane.
‘Wryne mag mij niet zo, Alon.’
‘In het begin niet, denk ik. Maar tijdens het etentje zijn jullie beiden volgens mij wel op elkaar gesteld geraakt.’
‘Zeg maar eerder dat we elkaar geduld hebben, schat.’
‘En Deno? Ken je hem ergens van, want hij keek zo vreemd naar jou?’
‘Nee, schat, ik heb hem nog niet ontmoet, maar ik word door de politie gezocht. Misschien keek hij daarom zo?’
‘Dat kan wel, Sorane. Misschien doe jij hem wel aan zijn oudste zus denken.’
‘Ken je haar dan?’
‘Ja, haar naam is Seana. Ik heb tijdens mijn studiejaren een paar maanden hun jongere zus Leyna als liefje gehad. Maar daarna is dat afgesprongen.’
‘Daar moet je me eens meer over vertellen, lieveling.’
‘Dat is voor later, Sorane. Kom, we gaan snel nog even slapen, want morgen is het druk zoals Deno al zei.’
Sorane knikt even, terwijl ze met haar gedachten bij Deno is.
De volgende dagen wijden ze allebei hun werk binnen de organisatie van Aqunok. Sorane voert in opdracht verschillende taken uit.
Als Alon binnenkomt en meedeelt dat hij Deno ontmoet heeft en ze beiden uitgenodigd zijn op zijn verjaardagsfeestje, stemt Sorane aarzelend toe. Want ze is onder de indruk van Deno, ze wordt door hem aangetrokken. Maar toch houdt ze van Alon.
Als ze een paar uurtjes later bij de vriend van Alon aankomen, is Deno niet alleen. Er is een jonge vrouw bij hem. Ze is zeer knap, merkt Sorane op. Met rood-blond haar tot op haar schouders.
‘Mag ik jullie Meyna, een goede vriendin, voorstellen,’ zegt Deno als ze de salon binnenkomen.
‘Waar heb jij die mooie meid gevonden?’ spot Alon bewonderend.
Meyna stapt op Sorane toe en slaat een arm om haar heen.
‘Kom maar met mij mee, schat. Die twee hier zouden je weleens met hun blikken kunnen verslinden.’
Sorane knipoogt even naar Alon en Deno, maar laat zich door de roodblonde meenemen naar de salon, waar nog enkele anderen zitten.
‘Dit is Jadie, nog een vriendin van Deno, met haar broer Yano. En mijn zussen Kimy en Loya, met haar vriend Tonin,’ zegt Meyna, terwijl de enkele persoon een voor een aanwijst.
Sorane knikt elk van hen even toe.
‘In de keuken is ook Leyna, een van de twee zussen van Deno. Haar vriend Lyco zal hier ook nog wel ergens rondlopen.’
Op dat moment wordt er opnieuw aangebeld. Deno doet open en verwelkomt zijn nichtje Syrana en een jonge vrouw.
‘Hai, je hebt een knappe meid meegebracht zie ik, nichtje.’
‘Ja, neefje. Dit is Trunsa, mijn nieuwe vriendin. Eerst wilde ze niet meekomen, maar ik kon haar dan toch overtuigen, omdat ze van feestjes houdt.’
‘Gelukkig maar, want een knappe meid is altijd welkom,’ fluistert Deno, terwijl hij verbaasd naar zijn nichtje staart, als die Trunsa een kus geeft.
Even weet hij niet wat te zeggen, want die twee blijken een koppel te zijn.
Als ze elkaar loslaten, glimlacht Syrana.
‘Je wist toch al een tijdje dat ik op vrouwen val, neefje.’
‘J..jaa… maar jij met een mooie meid als deze. Dat had ik niet gedacht,’ zegt Deno plagend.
Even werpt Syrana Deno een kwade blik toe en slaat een arm om de schouders van Trunsa. Dan loopt ze naar de salon toe. Deno volgt hen glimlachend.
Gezellig praten ze een uurtje of zo met elkaar. Sorane danst met Alon en Tonin. Lyco laat Syrana naast het andere paar over het dansgedeelte zweven, terwijl Trunsa met Loya danst.
Als Sorane naar de keuken naar Alon gaat zoeken blijft ze naast hem staan, merkt dat dat de zus van Leyna staat te praten. Als ze haar opmerken, vraagt ze:
‘Leyna, jij en Deno hebben toch nog een zus. Komt die niet?’
‘Het spijt me, Sorane. Maar mijn zus Seana en mijn broer spreken al een paar jaar niet meer met elkaar.’
‘Dat is verschrikkelijk. Hoe komt dat?’
‘Misschien vertelt Deno je dat ooit nog weleens, Sorane. Ik probeer het met zowel mijn broer als zus op goede voet te staan. Zo kan ik beide over de andere vertellen.’
‘Ik begrijp het, Leyna. Hopelijk leggen ze het nog ooit bij. Want ik denk dat je zus een mooie lieve vrouw is, zoals jij.’
Even glimlacht Leyna.
‘Ik hoop het, mooi is ze wel, maar ze is zeer streng voor zichzelf en anderen,’ zucht ze, terwijl ze nog enkele hapjes op de borden rangschikt.
Sorane helpt haar, met Alon, om de borden naar de salon te dragen. Ze merkt dadelijk de er nog drie bij gekomen zijn. Wryne en twee mannen. Wryne, die ze in de flat van Alon ontmoette komt plots op Sorane toe.
‘Hai, roodkopje. Heeft hij het toch gewaagd om je uit te nodigen?’
‘Zoals je ziet, Wryne,’ glimlacht Sorane.
‘En een van zijn zussen heb je ook al ontmoet, zie ik.’
‘Ja, Wryne. Leyna lijkt me een goede meid.’
‘Pas maar op dat ze Alon niet van je afpakt. Want ze waren ooit zeer goede vrienden.’
Sorane glimlacht even.
‘Dat weet ik, Wryne. Alon heeft het mij al gezegd, voor we naar hier kwamen.’
‘Gelukkig maar, dat bewijst dat hij veel om je geeft, Sorane,’ zegt Wryne en wenkt even.
‘Dit zijn twee collega’s van mij, Lonon en Feron.’
Sorane geeft beide mannen een hand. Lonon schat ze iets boven de dertig, terwijl Feron iets jonger moet zijn dan zij zelf. Lonon kijkt haar met een bewonderende blik aan.
‘Ik ben met Alon samen, Lonon,’ zegt ze ernstig, als ze het merkt.
‘Spijtig, Sorane. Misschien had ik wel een kansje bij jou.’
‘Ik vrees van niet.’
‘Lonon, je weet wat je me beloofd hebt,’ zegt Wryne streng.
‘Ja, schat. Maar oude gewoonten leer je niet zo snel af. Maar ik doe mijn best,’ fluistert Lonon en stapt met Feron naar Leyna die een bord met hapjes ronddraagt.’
Omdat Sorane haar vragend aankijkt, zegt Wryne:
‘Hij is een rokkenjager. Omdat hij van vrouwen niet kan afblijven, heeft zijn vrouw hem laten zitten. Maar hij heeft mij belooft om zijn leven te beteren, al lijkt hem dat niet te lukken.’
Sorane glimlacht even.
‘Hij lijkt me niet de enige.’
Wryne volgt de blik van Sorane en kijkt even naar Feron die met Loya staat te praten.
‘Over die maak ik me geen zorgen. Hij is nog vrij voor zover ik weet.’
‘Kom, we voegen ons bij het gezelschap, straks gaan ze over ons ook nog roddelen,’ lacht Sorane.
Wryne glimlacht even en volgt Sorane naar een van de zetels waar nog plaats is. Het is laat in de nacht als Alon en Sorane van Deno afscheid nemen en naar hun wagen stappen. Ze zien geen van beiden de twee mannen die vanuit hun wagen naar hen kijken. Als Alon wegrijdt, volgt die wagen hen. Als Alon het flatgebouw inrijdt, stopt die vreemde wagen een paar meter verder, van waaruit de inzittenden de garage ingang en de voorzijde van het gebouw in het oog kunnen houden.
Een week of twee later heeft Alon een afspraak met Erine en rijdt met zijn wagen de garage uit. Weer volgt een wagen hem op enige afstand. Sorane wordt een uurtje later ook gevolgd, maar haar bestemming is een winkelgalerij waar ze soms inkopen doet. Als ze haar wagen op de parking achterlaat neemt ze de lift naar de gelijkvloers en loopt enkele winkels binnen.
Plots merkt ze echter een man op, die dikwijls in haar omgeving vertoefd. Ze glimlacht even en haast zich naar de andere zijde van het grote gebouw en gaat een van de laatste winkels binnen. De man volgt haar deze maal naar binnen, omdat de winkel verschillende uitgangen. Maar als hij binnen stapt ziet hij niets meer van haar. Wat hij niet weet is dat Sorane vlak achter de deur achter een rek geknield zit. Als hij verder de winkel instapt, haast ze zich naar buiten.
Haar achtervolger heeft haar niet bemerkt. De roodharige haast zich dan maar snel naar haar wagen. Het zakje dat ze bij zich heeft, werpt ze op de zetel naar haar en start de wagen. Ze rijdt twee verdiepingen lager en parkeert de wagen helemaal achteraan uit het zicht. Uit de bergruimte achter de wagen haalt ze verschillende dozen met artikelen en plaatst ze achteraan in de wagen.
Als ze de wagen terug afgesloten heeft, kijkt ze om zich heen. Dan verlaat ze het gebouw langs de achterzijde en loopt er omheen. Haar ogen bekijken de wagens die langs de straat staan nauwkeurig, tot ze plots een wagen opmerkt, waar iemand in zit. Het is echter een jonge vrouw met een kindje op de achterbank. Bij de zesde wagen, die ze verdacht vindt, leunt iemand tegen de linker deur. Hij lijkt de omgeving nauwlettend in het oog te houden. Uit het zich houdt ze halt en observeert de vreemde oplettend. Ze beseft dadelijk dat dit de wagen van haar achtervolger moet zijn en die man zijn partner.
Uit haar riemtasje neemt ze een klein fototoestel. Dan neemt ze een paar foto’s van de man en de nummerplaat van de wagen. Een paar minuten later loopt ze uit de hoofdingang van het gebouw en wordt de man bij de wagen opgemerkt. Die ziet zijn collega nergens, dus volgt hij de roodharige naar het winkelcentrum aan de overzijde. Maar ook die man verliest haar al snel uit het oog. Sorane zit intussen achter zijn wagen en bevestigd een klein zendertje.
‘Zo, nu nog opzoeken wie die man is en waar ze werken. Hopelijk zijn het agenten, want van die kant is er geen gevaar,’ denkt ze.
Als ze langs de uitgang, dichtbij de wagen van haar achtervolgers de garage uitrijdt, ziet ze de twee besluiteloos staan argumenteren. Een van hen heeft haar echter gezien en beiden stappen snel in. Sorane glimlacht ze ziet dat ze weer gevolgd wordt. Ze rijdt echter dadelijk terug naar huis. Binnen volgt niemand haar en opgelucht stapt ze de flat van Alon binnen.
Als Alon een paar uur later van zijn werk terugkomt gereden, staat Sorane langs de overzijde. Niemand ziet haar, ook Alon niet die langs de hoofdingang naar binnen stapt. Maar de roodharige merkte wel de wagen op die Alon volgde. Ook daarin zitten twee mannen. Snel neemt Sorane enkele foto’s van hun gezicht en de nummerplaat. Als Alon de flat binnenstapt, ziet hij Sorane nergens. Dus neemt hij maar iets te eten en gaat aan tafel zitten.
Het duurt een tijdje, maar dan draait de deur eindelijk open en hij ziet Sorane binnenkomen. Maar dadelijk beseft hij door haar houding, dat er iets is.
‘We worden beiden gevolgd, Alon,’ zegt ze.
‘Ben je zeker?’
De roodharige knikt even en schakelt haar computer snel in. Samen met Alon zoeken ze gegevens op over de nummerplaten en de foto’s van de drie mannen. Van de vierde heeft ze niets.
‘Die horen alle drie bij de organisatie van Atos,’ merkt Alon plots op.
‘Dat moet juist zijn. Want hun nummerplaten en geregistreerd op de naam van een firma die Atos beheert.’
‘Welke fout hebben we gemaakt, Alon?’
‘Dat weet ik niet. Maar het kan ook om een gewone controle gaan.’
‘Ik weet dat niet zo zeker, lieveling. Ze volgen ons allebei op hetzelfde moment. Een gewone controle. Nee, dat kan ik niet geloven.’
Alon kijkt haar even aan en trekt zijn schouders op.
‘We moeten verder Sorane. Maar we moeten dubbel op onze hoede zijn.’
‘Als ik maar wist of ze mij of jou van iets verdenken. Of ons allebei.’
‘Hopelijk hebben ze Erine niet opgemerkt. Je weet dat ik vandaag een afspraak met haar had. Want als ze haar als agente herkennen dan…’
‘Heb je haar vandaag ontmoet?’
‘Ja, in het cafeetje, waar we afspraken, voor ik jou ontmoette.’
‘Als ze haar natrekken, dan loop jij gevaar, Alon. We moeten hier weg.’
‘Nee, Sorane. Mijn opdracht is nog niet ten einde. Ook de jouwe niet. Je hebt zelf gezegd dat als je je woord breekt, je geen kwijtschelding van straf krijgt.’
‘Dat weet ik, Alon. Maar daar heb ik niets aan als we beiden dood zijn.’
Even zegt Alon niets.
‘Gelukkig heb ik een paar dagen vrij. Ik zal morgen eens tijdens de training met Ora praten. Misschien heeft zij iets opgevangen. En jij kan misschien je vriend Deno contacteren.’
‘Zal ik doen, schat. Maar dat is voor morgen,’ probeert Alon te glimlachen.
Sorane kijkt hem even bezorgd aan.
‘Ik hoop dat het voorbij waait, Alon.’
‘Als ze ons verdenken dan is ons leven geen cent meer waart. Maar we moeten het risico nemen, Sorane.’
‘Ik hoop dat ze nog niets weten, Alon. Voorlopig kunnen we alleen ons werk doen en geen enkel contact meer opnemen met Erine of Malon.’
‘Dat lijkt me ook het beste.’
De volgende dagen doen ze hun werk zonder dat ze iets verdachts merken. Als Alon Sorane drie dagen later op haar werk opzoekt, meldt hij dat Deno niets opgevangen heeft. Ook hij denkt nu dat het een soort routine was.
‘Dat denkt Rinar, de vriend van Ora ook,’ zegt Sorane fluisterend.
‘Ik ga nu maar, schat. Met die gegevens kan jij weer verder. Raak maar niet te veel achterop met je werk.’
‘Zal ik niet, Alon. Tot vanavond,’ zegt Sorane glimlachend en kust hem even.
Haar collega’s kijken hen glimlachend aan.
‘Een knappe man, Sorane,’ zegt Echane, een de andere aanwezigen.
Sorane knikt alleen maar, want ze is met haar gedachten niet bij wat ze moeten doen. Toch buigt ze zich op de bladen papier die voor haar liggen.
Alon merkt de volgende week dat hij niet meer gevolgd word.
‘Zie je wel, schat. Een routinecontrole. Mijn schaduw is verdwenen.’
‘Ik ben de mijne sinds deze morgen ook kwijt. Misschien heb je wel gelijk. Maar toch moeten we niet te snel onze waakzaamheid verminderen.’
‘Je hebt gelijk, Sorane.’
‘Ik ga onze wagens eens onderzoeken, wie weet hebben ze iets anders uitgedokterd om ons te volgen.’
‘Je denkt aan een zendertje, zoals jij er enkele gebruikt.’
‘Onder andere. Maar er zijn nog mogelijkheden, Alon.’
‘Oké, ik ga nog een beetje gegevens bewerken op mijn computer.’
Sorane knikt even en verlaat de flat. Hoe hard ze ook haar best doet, ze kan niets aan beide wagens vinden dat haar verdacht voorkomt. Toch is ze nog niet gerustgesteld.
‘Er is niets vreemds aan beide wagens, Sorane. Maar u wordt geobserveerd door speciale camera’s,’ zegt de stem in haar hoofd plots.
‘Camera’s?’
‘Speciale volgtoestellen, niet afkomstig van deze planeet. Onzichtbaar. Maar altijd in de buurt.’
‘Kun je ze uitschakelen?’
‘Nee,’
‘Waar komen ze vandaan?’
‘Van een andere planeet, Sorane. Volgens mijn gescande gegevens een planeet genaamd Leandor II.’
‘Wat is er op Leandor II?’
‘Een militaire industrie. Volgens de opgevangen berichten hebben de bewoners trouw moeten zweren aan Hera Jakira.’
‘Wie is dat?’
‘Zij was mijn gebieder, Sorane. Maar toen werd ze besmet met Onvar en stierf een paar weken later. Maar ze vocht tot het einde.’
‘Was zij jouw gebieder? Waarom ben je dan bij mij?’
‘Omdat deze Hera Jakira niet de echte Jakira kon zijn. Zij vocht lang geleden tegen de machten die deze Jakira nu vertegenwoordigd.’
‘Wie is deze Jakira dan?’
‘Dat weet ik pas als jij voor haar staat.’
‘Dan gaan we haar zoeken.’
‘Nee, Sorane. Daar ben jij nog niet klaar voor. De dag van jou dood zal een nieuwe begin zijn in de strijd tegen het zwarte niets.
‘Wat bedoel je daar nu weer mee, Anya?’
‘Meer kan ik niet uitleggen. Pas als die dag aangebroken is, zal je je bestemming weten.’
‘Je zei dat ik je gebieder ben. Vertel me meer. Ik beveel het.’
‘Nee, ooit zal je mijn gebieder zijn, maar nu kan ik je alleen beschermen tot die dag.’
‘Wat gebeurt er die dag,’
‘De ontmoeting met jezelf en daarvan zal je verdere toekomst afhangen.’
‘Dus als ik dood ben, zal ik het pas weten.’
‘Ja, tot dan zal je moeten wachten.’
‘Daar ben ik vet mee, Anya. Wat kan ik nog doen als ik dood ben?’
Maar Anya zwijgt alsof ze er nooit geweest is.
Wat ze echter niet weet is dat Alon nog steeds onder observatie staat, maar nu door de speciale camera’s. Verschillende dagen later merkt Sorane echter de man op die als een schaduw achter Alon sluipt. Overal waar Alon heengaat ziet ze die man weer. Maar op een dag moet ze bij haar baas komen, want ze verwaarloost haar job.
‘Ik ben iets op het spoor, Her Atos. Toen ik verleden week de bestanden sorteerde, stootte ik op een verdacht bestand. Zo kwam ik een soort dief op het spoor. Hij verzamelt gegevens over verschillende opdrachten van mensen van ons. Die gegevens gaan over wapenaankopen en transporten.’
‘Dat is nogal wat, maar had je daar niet eerder mee naar mij of een van mijn assistenten kunnen komen.’
‘Misschien wel, maar ik wilde eerst uitzoeken wie erachter zat. Misschien de politie of een concurrent. Ik heb mij niet tot u gewend omdat ze mij, als ze het zouden ontdekken, dan eerder als iemand, die ongeveer hetzelfde doel had, zouden zien. Als ik mij tot u gewend had, dan zou dat misschien opgevallen zijn.’
‘Dat is vreemd, Sorane. Als je voorzichtig genoeg bent, dan zou die verdachte persoon toch niet kunnen weten dat je op mijn kantoor was in je vrije tijd.
‘Misschien wel, heer. Want ik merkte dat er soms een vreemd vliegend toestel in mijn buurt was, dat mij leek te volgen.’
‘In orde, Sorane. Doe maar verder met je onderzoek, maar als je meer weet laat dan iets weten, desnoods met een tussenpersoon.’
‘Dat lijkt me ook beter, Her Atos.’
Dan verlaat ze opgelucht zijn kantoor. Gelukkig had ze nagedacht en een geloofbaar verhaaltje uitgedacht.
‘Mooi verhaal. En jij denk dat ik dat geloof, Sorane. Maar wat zit erachter. Ik moet haar in het oog laten houden,’ denkt Atos met een grijns.
Snel activeert hij een beeldtelefoon en geeft enkele bevelen.
‘We zullen wel ontdekken wat jij aan het bekookstoven bent. Hopelijk is mijn vermoeden juist en werk jij ook met de politie samen. Ik verheug me er nu al op om je onder handen te nemen,’ grijnst hij.
Sorane die hier niets van weet, verlaat enkele minuten later het gebouw en rijdt naar de flat van Alon toe. Gedurende verschillende dagen lijkt alles zijn gewone gang te gaan, tot Sorane op een dag terugkeert van een opdracht en parkeert haar wagen op de normale plaats. Als ze uitstapt, blijft ze verrast staan als ze een gesprek hoort tussen twee lijfwachten. Ze hebben het over een paar verraders.
Een agent, heeft zijn verdiende straf al gekregen. En andere agent slaagde erin om te vluchten, maar ze zitten hem op de hielen. Ze schrikt hevig en weet even niet wat te doen. Maar een paar ogenblikken later heeft ze zichzelf onder controle. Toch voelt ze zich onrustig en beseft dat ze nog meer dan anders op haar hoede moet zijn.
‘He, Sorane. Jij moet bij de baas komen,’ zegt een lijfwacht plots, terwijl hij naar haar toe stapt.
‘Wat?? waarom?’
‘Dat weet ik niet. Maar we moesten je zodra we je zagen verwittigen.’
‘Weet je waar hij is, Sonon?’
‘Ik denk in het hoofdgebouw. Want ze hebben een paar infiltranten opgespoord.’
Als ze deze woorden hoort heeft ze dadelijk een vreemd angstig gevoel in haar buik. Ze stamelt met trillende stem.
‘D… dan moet ik..’
‘Ja, Sorane. En ik zou me haasten, want hij was niet te spreken. Zo woedend heb ik hem nog niet veel gezien.’
‘Is Atos op zijn kantoor?’
‘Ik denk het. Anders is hij wel in de buurt.’
Snel haast Sorane zich terug naar haar wagen en even later zien ze haar de autoweg oprijden. Zodra ze echter uit het zicht verdwenen is, slaat ze af en begint ze sneller te rijden. Ongeveer een half uur later bereikt ze het appartementsgebouw, waar ze met Alon een flat heeft. Alles lijkt rustig, maar schijn bedriegt. Als ze de flat betreedt, voelt ze dadelijk dat er iets scheelt. Langzaam trekt ze haar wapen en sluipt op haar hoede naar binnen. Maar nergens vindt ze een teken van onraad. Als ze de keuken wil betreden, verstart ze. Op de vloer ligt Alon in zijn bloed. Hij heeft twee capsules in zijn lichaam en nog een derde tussen zijn ogen. Sorane knielt naast de jonge agent, terwijl tranen over haar wangen lopen.
‘Alon, het spijt me. Ik kwam te laat,’ fluistert ze, terwijl ze zijn ogen sluit met haar linkerhand.
‘Te laat voor wat, Sorane. Die rat heeft zijn verdiende loon,’ zegt een stem plots.
Door het lichaam van de roodharige gaat een schok. Langzaam, maar als veer gespannen, staat ze op en keert zich naar de twee. Wie haar kent, zou zich nu snel uit de voeten maken, maar de twee kennen haar niet.
‘Ik hield van hem, man.’
‘Mogelijk, maar hij was een agent en een verrader. Dat heeft niets met liefde te maken.’
Kalm draait Sorane zich om en ziet ze twee gewapende mannen voor haar staan.
‘Voor mij wel, moordenaar,’ horen ze zacht haar fluisteren.
Ze horen allebei de dreigende ondertoon in haar stem, maar ze geven er geen gehoor aan.
‘Hij verdiende de dood. Je weet wat we met verraders doen, Sorane. Ik hoop dat jij ook geen… ‘
‘Nee, zij niet. Daar ben ik zeker van. Of heb ik het mis. Het zou mij spijten als ik een mooie meid als jij moest doden,’ zegt de tweede, terwijl hij Sorane aankijkt.
Hij voelt op dat moment echter het gevaar dat van haar uitgaat. Dan merkt hij een gedaante op die aan de deur staat. Hij grijnst als hij, Ornina, hun collega herkent.
‘Wie heeft Alon gedood?’ vraagt de roodharige met ingehouden woede.
‘Ik gaf hem het genadeschot, meid. Maar hij had nog maar een paar minuten te leven,’ glimlacht de man naast de eerste spreker.
Sorane kijkt de man aan, die hevig schrikt van haar blik. Haar ogen lijken hem te doorboren.
‘Sorane, een vrouw achter u en gewapend,’ hoort ze die stem weer in haar hoofd zeggen.
‘Kan ik deze maal op je rekenen, Anya?’ denkt ze terug.
Even hoort ze niets.
‘Ik bescherm u,’ klinkt de stem dan toch.
Als die tijd staarde Sorane naar de man die schoot. Maar dan richt ze haar blik weer op de eerste man en zegt bijna kalm:
‘Je hebt het mis, moordenaar.’
De twee willen hun wapens dadelijk op Sorane richten, maar ze zijn te laat. Sorane vuurt tweemaal en treft ze allebei tussen de ogen. Nog voor ze op de vloer liggen is, wordt Sorane geraakt in haar rug, want de vrouw haalde dadelijk de trekker over.
Een tweede capsule raast over de roodharige, maar een derde maal kan ze niet meer vuren. Sorane heeft zich al laten vallen en rolt opzij, terwijl de ene na de andere capsule haar revolver verlaat. Door vijf capsules getroffen, wankelt de vrouw achteruit en botst tegen de muur aan de overzijde van de gang. Ze staart de roodharige verbaasd aan, al is ze stervende.
‘Ik mmoo…eeetttt… jjjee ggerrraaaakkkkt hebbbb……,’ stamelt ze nog, terwijl ze langzaam in elkaar zakt.
Sorane kijkt de stervende vrouw aan en laat haar wapen zakken. Zo blijft ze enige tijd naar de vrouw staren. Ze rilt even, want zonder dat vreemde pentagon, zou zijzelf hier op de vloer in haar bloed liggen. Sorane ziet het licht in de ogen van de vrouw uitdoven en beseft dat dit beeld haar voor de rest van haar leven zal bijblijven.
‘Wapen weg, Sorane.’
Ze schrikt als ze enkele anderen opmerkt. Een van hen kent ze, hij maakt deel uit van de lijfwacht van Atos. Sorane kijkt hen echter niet aan, maar kijkt naar Alon.
‘Sorane, laat je wapen vallen,’ zegt een man die ze kent.
Maar de roodharige staat daar maar te staan, zonder te bewegen. Het kan haar niet meer schelen wat er gebeurt. Ze zou willen sterven, om weer bij Alon te kunnen zijn, maar dan denkt ze terug aan het moment dat ze Alon voor het eerst zag liggen. De daders hebben geboet, maar de opdrachtgevers niet. Ze zucht even en steekt haar wapens langzaam weer in haar schouderholsters. Dan kijkt ze de vier mannen en twee vrouwen een voor een aan.
‘Ze vuurden op mij, maar misten,’ fluistert ze.
‘Misten, wie bedoel je, Sorane. Waar zijn Do…’
‘Ze hebben Alon gedood.’
‘Dat weten we, Sorane. Je vriendje was een agent. We hadden de opdracht om hem en zijn handlangers te doden. Etan, Fiona en Dorn waren ons voor.’
‘Was… Alon een agent, Nerin. Nee, dat kan niet. Dat mag niet waar zijn.’ fluistert ze, met geveinsde ontsteltenis.
‘Toch wel. Waar zijn Etan en Dorn.’
‘Ik wist het niet. Ik dacht dat ze moordenaars…’
‘He, Dorn en zijn maat liggen hier morsdood en Fiona vlak naast de deur,’ meldt een van de vrouwen, die naar binnen liep
Ze kijken Sorane ontsteld aan.
‘Heb jij hen gedood, Sorane?’
‘Ja, een van hen zei dat hij Alon het genadeschot gegeven had. Dat maakte me zo woedend dat ik hen allebei.’ zegt Sorane, terwijl ze snikkend tegen de muur leunt.
‘Dan ben jij ook…’
‘Een agent !!! Nee en Alon ook ni… of toch???’ fluistert Sorane in een poging om hen op andere gedachten te brengen.
Maar ze richten hun wapens op haar. Plots materialiseert een knappe blondine achter de gewapende huurlingen. Die richt haar onderzoekende blik op de roodharige, maar slaagt er niet in om haar te scannen. Daar wil ze het fijne van weten. Want alleen een getrainde esper kan zoiets en dat is voor zover ze weet Sorane Nador niet.
Sorane kijkt de blondine verbaasd aan, want ze heeft haar uit het niets zien materialiseren. Dan hoort ze haar zeggen:
‘Ontwapen haar en breng haar bij, Aqunok. Hij moet beslissen wat er met haar gebeurd.’
Even verstarren de huurlingen, maar klinkt de stem van Nerin.
‘Je wapens, Sorane. En snel.’
Aarzelend trekt de roodharige haar beide wapens uit hun holsters. Even kijkt ze naar hen en hoort plots weer die vreemde stem.
‘Doe niets, Sorane. Alon volgen in de dood is nutteloos en als je wil weten wie de gebieder is, moet je vandaag in leven blijven. Die blonde is Jakira en zij is een telepate en een zeer krachtige Esper. Je hebt nog geen enkele kans tegen haar.’
Even kijkt Sorane naar de blondine, die haar nog steeds met onderzoekende blik aankijkt en reikt de wapens naar de huurlingen. Twee van de huurlingen nemen de wapens in ontvangst.
‘Zal ik ooit wel een kans hebben tegen die blonde, Anya?’
‘Een kans zeker, Sorane. Maar of je haar zult kunnen verslaan valt nog af te wachten.’
‘Naar de wagen, Sorane,’ klinkt de bevelende stem van Nerin.
Even later rijdt het groepje met Sorane, hun gevangene, weg in twee wagens. Verschillende uren later wordt Sorane door een stilzwijgende Atos opgewacht. Meer dan twee minuten kijkt hij de roodharige, die onder schot gehouden wordt door de drie die haar vergezelden, aan.
‘Jij bent ons een uitleg verschuldigd, Sorane Nador. Je moest je bij mij melden en in plaats daarvan daagde je op in het appartement, dat je met een verrader deelde. En daar dode je ook nog drie van mijn mensen. Leg me dat eens uit.’
‘Her Atos. Ik…’
Op dat moment knikt het signaal van zijn gsm.
‘Atos, breng Sorane Nador dadelijk naar mijn kantoor. Ik en de meesteres willen haar zien.’
‘Zal gebeuren, Her Aqunok,’ antwoordt Atos, terwijl hij Sorane streng aankijkt.
Sorane schrikt van zijn blik en opent haar mond om iets te zeggen.
‘Zwijg. Aqunok, wil je zien. Hij zal beslissen wat er met jou moet gebeuren. Bereid je maar voor op het ergste.’
Stilzwijgend stijgen beiden met de lift naar de hoogste verdieping, waar het hoofdkwartier van Aqunok is. Alleen zijn trouwste bondgenoten hebben daar toegang. Ongeveer twintig minuten later staat ze voor de drie hoogste leden van de organisatie. Aqunok, Atos en Berana. Die blondine ziet ze nergens.
‘Je leven hangt aan een zijden draadje, Sorane. Je vriend, Alon, was een agent. En jij staat bekend als een huurmoordenares. Hoe verklaar je dat?’ vraagt de vrouw
‘Ik werd gearresteerd, sir. Maar ik slaagde erin om te ontkomen. Alleen zou ik geen kans om lang van mijn vrijheid te genieten. En dan ontmoette ik Alon in een bar. Een paar dagen later herinnerde ik mij ons gesprek. Hij was lid van deze organisatie, had iets laten horen, dat hij mij wel werk kon bezorgen. Ik besloot om hem te gaan opzoeken. Hij hield woord en zorgde voor enkele opdrachten die ik met succes uitvoerde. Daardoor klom ik hogerop en kreeg steeds belangrijker taken. Ik had nooit gedacht dat Alon een agent kon zijn, want hij genood het vertrouwen van belangrijke leden van de organisatie.’
Even kijkt Aqunok Sorane nadenkend aan.
‘Dat verklaart nog niet waarom jij naar het appartement ging, terwijl je bij Atos hier ontboden was. En daar Etan, Dorn en even later Fiona koelbloedig vermoordde,’ zegt hij met trillende stem.
‘Ik was een verrader op het spoor die gegevens over transporten verzamelde. En dat spoor leidde naar het gebouw waar ik met Alon een appartement woon. Terwijl ik voor dat appartement, dat ik wilde doorzoeken, stond, veranderde ik van gedachten. Want alleen naar binnen gaan leek met roekeloos. Dus ik haastte mij naar mijn appartement omdat Alon rond die tijd moest thuis zijn. Ik wilde hem vragen om mij rugdekking te bezorgen.
Even merkt ze de argwanende blik op van Atos, maar ze gaat verder terwijl ze weer naar Aqunok kijkt.
‘Maar dan zag ik mijn vriend dood in zijn bloed liggen en verstarde. En toen daagden twee onbekenden op. Een van hen zei spottend dat hij hem persoonlijk gedood had. Daardoor brak er iets in mij los en voor ik het besefte had ik geschoten. Toen de andere naar zijn wapen greep, verdedigde ik mijn leven en doodde hem ook. En die vrouw schoot op mij, maar miste.’
Meer dan een minuut kijkt Aqunok nadenkend naar Sorane.
‘Dat kan ik begrijpen, Sorane. Ze zeggen dat liefde blind maak. Ieder van ons zou misschien hetzelfde gedaan hebben. Alleen heb ik mijn twijfels dat je niet op de hoogte was. Ik hoop voor jou dat niet zo is,’ merkt Berana op.
‘Je hebt nog steeds niet geantwoord op mijn vraag Sorane. Waarom was je op dat moment niet op de afspraak die je met mij had?’ zegt Atos vragend.
Sorane schrikt en merkt dat iedereen haar opnieuw wantrouwend aankijkt.
‘Geef me een goede reden, roodkop. Want anders kom je hier niet levend weg.’
De roodharige kijkt Atos met radeloze ogen aan… In haar ooghoeken, merkt ze plots de blondine weer op. Zij staat tegen de muur naast de deur geleund. Ze verzamelt al haar moed en gaat verder met haar verzonnen verhaal.
‘Her Atos. U weet dat ik iets op het spoor was van gekopieerde gegevens. Toen ik op de hoogte gebracht werd van de afspraak, had ik juist een belangrijk bericht ontvangen. Door dat bericht wist ik waar de computer stond, waarheen de gegevens naartoe gezonden werden. En dat was twee of drie verdiepingen lager dan het kantoor waar Alon werkt. Dat spoor leidde mij naar het gebouw waar ik woonde. Maar het leek mij belangrijker om dat zo snel mogelijk te onderzoeken. Want ik wilde weten wie dat was.’
Even kijkt Sorane naar de blondine, maar die doet alsof ze niet bestaat. Maar dat is maar schijn, want ze probeert nog steeds om Sorane telepathisch te scannen, wat niet lukt.
Sorane gaat intussen verder met haar uitleg.
‘Omdat Alon dat gebouw waar de computer, die de dader gebruikte, staat beter kent dan ik. Wilde ik er eerst met hem over praten. Misschien kon hij het kantoor waar de computer stond, aanwijs…. Verdomme. Dat zal toch niet waar zijn… Zou Alon die computer zelf gebruikt hebben. Maar dan moet hij dus de dader zijn,’ stamelt ze met gespeelde verbazing.’
Even kijkt Atos op, want misschien spreekt ze wel de waarheid.
‘Er zit een zekere logica in,’ denkt Atos.
‘Dat is een mogelijkheid, maar…’
‘Als hij het zou geweest zijn dan had ik dat geweten zodra ik hem naar de computer vroeg.’
‘En dan. Wat had je dan gedaan, Sorane?’
‘Ik kan geen verraders uitstaan, Her Aqunok. Ik zou zelf hem gedood hebben, maar het zou dan niet zo snel gegaan zijn, als een capsule door zijn hoofd,’ zegt Sorane met koele stem.
‘Wat bedoel je, Sorane? Hij is dood en ongevaarlijk.’
‘Ja, heer. Dat klopt, maar hij heeft mij de waarheid niet verteld. Ik voelde zeer veel voor hem en als hij tegen mij gelogen zou hebben. Dan zou ik hem zelf omgebracht hebben. Alleen niet met een capsule tussen zijn ogen. Dat is een veel te lichte straf.’
‘Sorane, ik denk dat jij niet al te slim bent. Als Alon jou de waarheid verteld had, dan had hij zijn doodvonnis zelf uitgesproken. En als ik jouw woorden mag geloven, dan had je hem ter plaatse afgemaakt, maar dan wel beetje langzamer.’
Sorane kijkt naar de vloer, omdat ze niets meer kan zeggen, hopelijk geloven ze haar, want ze zou nog willen leven. Al was het alleen maar om diegenen, die de opdracht voor het vermoorden van Alon gegeven hebben, hun verdiende loon te bezorgen.
‘In orde, Sorane. We zien wel of we je nog kunnen vertrouwen. Meld je op je job morgen. Vandaag heb je vrijaf, zodat je de begrafenis van je vriendje kan regelen. En denk goed na wat je de politie vertelt, want anders ben je er geweest.’
‘Ik ben geen verrader, heer,’ zegt ze nog voor de deur achter haar dichtschuift.
Atos kijkt de meesters en Aqunok even aan.
‘Onderzoek haar verder. Als ze de waarheid spreekt, dan maakt ze deel uit van mijn speciale brigade, anders leg je haar maar ergens onder de grond. Het kan mij niet schelen waar.
‘In orde, Her Aqunok,’ zegt Aton en kijkt nog even naar de blondine, maar die zegt geen woord.
Dan volgt dezelfde weg als Sorane naar de uitgang van het gebouw. Als Sorane een paar uur later aan het appartementsgebouw aankomt, wemelt het van de politie. Aarzelend loopt ze naar binnen en wordt door Erine opgemerkt. Die doet alsof ze haar niet persoonlijk kent.
‘He, jij bent toch Sorane Nador, het liefje van Alon.’
‘J.jaa, agente. Dat was ik?’
‘Kom hier, ik neem je mee naar het bureau voor ondervraging. Ik wil zeker weten dat jij niets met de dood van onze collega te maken hebt.’
Erine boeit Sorane en beiden lopen naar de lift. Beneden in de hal worden ze door Malon opgewacht.
‘Heb je haar kunnen grijpen? Misschien heeft zij onze collega wel gedood.’
‘Dat zoeken we wel uit, Malon. Het is haar beroep, dus ze zou het kunnen gedaan hebben. In dat geval wacht haar een zware straf, bovenop wat haar nog te wachten staat. Maar die drie anderen passen niet in dat plaatje. Volgens de simulatie, zijn ze na de dood van Alon neergeschoten. Dus ik heb mijn twijfels. Uit Alon’s woorden een paar weken geleden, meen ik te kunnen opmaken, dat ze beiden van elkaar hielden.’
‘Tja, maar zou dat haar weerhouden om hem…’
‘Ik hoop van wel. Maar als ik het mis heb, zou niet ik in haar plaats willen zijn.’
‘Ik ook niet. Ik hoop maar dat je vermoeden klopt, want Alon was een goede vriend van mij. In dat geval zou ik haar misschien zelf door haar mooie misdadige hoofdje schieten.’
‘En dan voor de rest van je leven in de cel zitten voor moord. Ik ken mijn rechten ook, agente.’
‘Was jij het, Sorane?’
‘Nee, agent. Er waren twee anderen die de agent zijn verdiende loon gegeven hebben. Spijtig genoeg kon ik niet geloven, dan Alon een agent was, want anders hadden die twee nog geleefd, zodat ik hen kon bedanken.’
Malon kijkt Sorane even in de ogen en dadelijk merkt hij dat haar ogen een andere taal spreken. Hij twijfelt een seconde. Van Alon weet hij dat hij van Sorane hielt. Maar als hij haar aankijkt, voelt dat Sorane voor Alon dezelfde gevoelens had. Ze heeft zelfs tranen in haar ogen. Op dat moment is hij ervan overtuigd Sorane van Alon hielt. Ze wist zeer goed wie die drie moordenaars waren, voor ze hen doodde. Maar hij moet zijn rol verder spelen, dus heel even glimlacht hij naar haar en knikt ongemerkt.
Sorane merkt echter wel op en knikt ook even. Dan roept hij woedend uit, terwijl hij haar een klap in haar gezicht geeft:
‘Vuile moordenares. Als ik kon zou ik je ter plaatse neer knallen, maar ik ben een agent.’
De klap is zo hevig dat de roodharige achteruit wankelt en tegen Erine opbotst. Nu blijkt dat Sorane haar boeien al los had. Ze grijpt de verraste Erine plots vast en fluistert:
‘Ik vergeet onze overeenkomst niet, Erine. Maar ik kan niet anders. Het spijt me.’
Dan geeft ze een ruk aan de arm van de agente en die vliegt op haar collega toe. Malon, die volledig verrast wordt, kan niet snel genoeg reageren. Samen met Erine valt hij op de vloer. Sorane rent intussen naar de uitgang toe, maar enkele agenten roepen haar na.
‘Halt, of we schieten.’
Maar Sorane weet echter dat ze niet kunnen schieten, want er is te veel volk aanwezig. Maar ze merkt wel dat er andere agenten buiten in haar richting rennen. Ze ziet maar een uitweg, de trap. Dadelijk rent ze erheen, gevolgd door enkele agenten. Erine en Malon staan intussen weer opgestaan. Erine opent een papiertje, dat Sorane in haar hand drukte en leest de tekst.
‘Wat is dat?’
De agente geeft het papiertje aan haar partner en die leest:
–
Mijn taak is nog niet voorbij. Ik hielt werkelijk van Alon. Diegene die zijn dood bevolen heeft, zal boeten. Maar vanaf nu werk ik op mijn eentje aan onze afspraak.
–
‘Verdomme, dus toch. Nu ben ik zeker dat onze roodkop wist, wie ze neerknalde. In haar ogen kregen ze hun verdiende straf. ‘
‘Dat wist ik al een paar ogenblikken geleden, Erine.’
‘Hoe kon jij het weten, Malon?’
‘Sorane had tranen in de ogen, toen ze mijn vraag beantwoorde. Ik ben ervan overtuigd dat ze van Alon hielt. Ze heeft hem niet gedood, dat weet ik zeker.’
‘En toch zegt ze dat zij hem zou omgebracht hebben, als ze geweten zou hebben dat hij een agent was.’
‘Wat moet ze anders zeggen, Erine? Ze moeten haar vertrouwen anders is haar leven geen cent meer waar.’
‘Als je gelijk hebt, dan is ze ons vertrouwen waard, Malon.’
‘Ik heb gelijk, partner.’
Even kijkt Erine haar collega aan, dan zegt ze:
‘Ik hoop alleen dat ze hun opdrachtgever niet zelf ombrengt.’
‘Ik ook, Erine. Je weet toch wel wat ze met de moordenaars van haar ouders gedaan heeft. Ik denk dat ze op wraak uit is. En als ze de laatste opdrachtgever vindt, dan is die er ook geweest.’
‘Ik hoop dat ze tot bezinning komt, Malon. Want anders kan ze haar kwijtschelding vergeten en blijft ze heel haar leven een opgejaagde.’
Intussen heeft Sorane de vierde verdieping bereikt en ziet een openstaande deur. De agenten, die haar volgen, zien haar nog juist in het appartement verdwijnen. Maar als ze binnenkomen, zien ze alleen een verschrikt gezin die naar een openstaand venster staart. Sorane is naar buiten gesprongen en schiet aan een touw naar boven. Op het dak kijkt ze even naar de agenten die beneden op de straat staan te kijken. Dan valt haar blik op het gebouw aan de overkant, maar ze beseft dat de afstand te groot is.
Snel haast ze zich naar de andere kant van het dak, maar ook hier is de afstand te groot.
‘Zo te zien zit ik hier in de val,’ denkt ze.
‘Toch niet, Sorane. Ik kan je helpen als je wil,’ klinkt een stem, die al een tijdje niet meer gehoord heeft plots.
Verschrikt kijkt ze op.
‘Ben je er weer, Anya?’ zegt ze.
‘Ik ben niet weg geweest, Sorane. Maar ik moest mij volledig opladen, anders ben ik van geen nut.’
‘Hoe kan jij je opladen?’
‘Zonlicht, Sorane. En ook andere bronnen die op Enuron aanwezig zijn.’
Even is staart Sorane nadenkend voor zich uit, maar dan vraagt ze.
‘Wat bedoel je, mij helpen?’
‘Zo,’ hoort ze de stem weer.
Op hetzelfde moment, wordt ze in een groen licht gehuld, waardoor haar omgeving vervaagd. Als ze, een seconde later, weer duidelijk kan zien, is haar omgeving helemaal veranderd. Ze staat in een appartement, maar in een ander gebouw. Ze kan het dadelijk zien aan de luxueuze stijl van de meubels.
‘Een overbrenger. Dat kan toch niet?’ fluistert ze verbaast, terwijl ze naar de deur loopt.
‘Ik heb nog meerdere mogelijkheden, Sorane. Maar ik mag ze alleen in uiterste nood gebruiken.’
‘Had je mij dan niet kunnen helpen om het leven van Alon te redden.’
‘Dat mag ik niet. Het behoort tot mijn programma om u in beperkte mate bij te staan. Dat is ook de reden waarom ik je beïnvloedde om mij mee te nemen.’
‘Mij beïnvloedde. Hoe?’
‘U dacht aan een vreemde aantrekkingskracht. Dat was ik, die een straling uitzond, die u moest opmerken.’
Even kijkt ze nadenkend voor zich uit.
‘Nu zou ik toch wel willen weten waarom je mij uitgekozen hebt.’
‘Je moet niet praten Sorane. Eraan denken is voldoende. Ik heb je echter niet uitgekozen, maar in zekere heb jijzelf dat gedaan, omdat jij een deel van mijn gebieder bent.’
‘Een deel van je gebieder. Wat bedoel je?’ denkt Sorane, in een poging om te kijken of het lukt.
‘Mijn programma is door de gebieder voor haarzelf gemaakt, Sorane.’
‘Wie is die gebieder dan?’
‘Dat is iets dat zij alleen je kan meedelen, Sorane.’
‘Als ik een deel van haar zou zijn dan zou ik dat toch moeten weten.’
‘Mijn gebieder is de enige die mij de toelating kan geven om jou deze gegevens de geven.’
‘Maar ik ben toch een deel van haar, zeg je zelf.’
‘Ja, een van de negen, Sorane. Meer kan ik je niet uitleggen.’
Even denk Sorane na, maar geraakt er niet aan uit.
‘Misschien kan je mij helpen om bewijzen tegen Aqunok te verzamelen.’
‘Dat behoort niet tot mijn programma, Sorane. Ik moet je beschermen tot de tijd gekomen is om samen te smelten.’
‘Spijtig, ik had je hulp goed kunnen gebruiken, denk ik. Maar wat bedoel je met samen te smelten?’
Maar haar Hypsoon antwoordt niet meer, dus trekt ze haar schouders op. Ze heeft intussen de lift bereikt en zweeft naar beneden. Enkele uren later bereikt veilig en wel de villa van Aqunok.
‘Hoe ben jij ontkomen? Je werd toch gearresteerd.’
‘Dat klopt, maar zo gemakkelijk laat ik mij niet in de cel steken. Het is niet de eerste maal dat ik aan de politie ontkom,’ glimlacht de roodharige.
‘Ontkomen, Sorane. Ik denk eerder dat ze je lieten gaan.’
‘Ben je gek geworden, Doran? Het scheelde niet veel of ze hadden mij gehad, maar ik heb altijd een paar bruikbare dingetjes bij mij.’
‘Die zullen je echter niet veel helpen. Steek je handen omhoog. We brengen je opnieuw naar Aqunok. Ik vertrouw je voor geen zier.’
‘Ik ga zelf wel, jongens,’ zegt Sorane glimlachend.
Op hetzelfde moment draait ze om haar as en voor de twee iets kunnen doen, slaat ze het wapen uit de hand van Doran. Zijn vriend trekt dadelijk het zijne, maar voor hij het kan richten, wordt hij door haar rechtervoet geraakt op de borst. Naar adem snakkend valt hij achterover. Doran werpt zich op dat moment op de roodharige, maar ze duikt onder zijn armen door. Voor hij van de verrassing bekomen is, grijpt Sorane zijn beide polsen vast en bindt ze bliksemsnel tegen elkaar.
Machteloos kijkt hij toe hoe ze naar de lift rent. Maar hij ziet niet dat ze in de koker haar hand omhoogsteekt en plots naar boven schiet. Veel sneller dan de stijgende golven. Als de lijfwachten op het verdiep van Aqunok de lift bereiken, is Sorane al voorbij. Dertig meter boven hen, ziet ze hen door de koker naar beneden kijken.
‘Zoek haar. Ze kan niet ver zijn,’ zegt een van de mannen. Terwijl de lijfwachten in verschillende richtingen uitzwermen om haar te zoeken, laat Sorane zich uit een ventilatie gat, op de bovenste verdieping, zakken. Even kijkt ze om zich heen en glimlacht als ze niemand ziet. Op haar hoede stapt ze naar de trappen toe en daalt af. Vier verdiepingen lager hoort ze stemmen die naar boven komen. Snel verdwijnt ze door een deur en haast zich de gang in.
Maar de lijfwachten die naar boven komen hebben detectors bij en ze vinden het spoor van Sorane, al weten ze niet dat zij het is. Met getrokken wapens volgen de man en de twee vrouwen het spoor. Een paar minuten later bereiken ze een flat, waar diegene die ze volgen naar binnengegaan is. Maar in de flat is niemand aanwezig. Verbaasd kijken ze om zich heen. Ze snappen er niets van.
Een van de vrouwen brengt het hoofd van de lijfwachten op de hoogte, maar komt zo te weten dat ze nog geen enkel spoor van Sorane gevonden hebben. Sorane hangt intussen aan de buitenwand van het gebouw en laat zich naar beneden zakken. Als ze bij haar doel aankomt, probeert ze het venster te openen. Op dat moment wordt ze opgemerkt en ze openen het vuur op Sorane. Deze probeert opzij te zwieren, maar ze verliest haar houvast en stort naar beneden. Sorane probeert snel haar arm naar de dakrand te richten maar ze draait te snel om haar as, zodat ze geen kans maakt om haar doel te raken. Plots verdwijnt haar omgeving en een seconde later staat ze opnieuw in een flat. Ze trilt hevig en kijkt verbaasd om zich heen. Een paar minuten weet ze niet wat te zeggen, ze dacht al dat ze dood was.
‘Uw tijd is nog niet gekomen Sorane. Tot dan moet ik in uiterste nood…’
‘Jaja, daar heb je al iets van gezegd. Waar zijn we hier?’
‘In een appartement naast dat waarin Aqunok zich bevindt,’ zegt de stem van Anya.
‘Had je mij niet eerder hier kunnen brengen. Dan had ik geen halsbrekende toeren moeten uithalen, die mij het leven hadden kunnen kosten.’
‘Nee, Sorane. Alleen in uiterste…’
Maar de roodharige luistert al niet meer. Ze opent de toegangsdeur tot de flat en kijkt de gang in, in beide richtingen, maar ziet niemand. Snel sluit ze de deur achter zich en opent even later langzaam de deur van Aqunoks flat. Ze ziet er niemand en gaat snel naar binnen.
‘Ben jij dat, Orgon. Hebben jullie Sorane al?’
‘Ik ben Orgon niet, Aqunok, maar Sorane. Je mensen hebben mij evenmin kunnen tegenhouden als de politie.’
Aqunok komt met getrokken wapen uit de kamer waar hij zich bevond, maar als hij merkt dat Sorane geen wapen in haar hand houdt, steekt hij zijn wapen weer in zijn schouderholster. Dan kijkt hij Sorane aan.
‘Ik wil een verklaring van jou en laat het geloofwaardig klinken anders kom je hier niet levend weg. Wist jij werkelijk niet dat Alon een agent was?’
Even glimlacht Sorane, maar wordt dan weer ernstig en antwoordt, terwijl ze hem met een koele blik aankijkt. Op hetzelfde moment heeft ze bliksemsnel een wapen getrokken. Aqunok schrikt van haar snelheid. Ook de blondine die onzichtbaar achter Sorane tegen de muur leunt. Die concentreert zich om dadelijk in te grijpen.’
‘Buig je vinger om de trekker, roodkop, dan verpulver ik je ter plaatse. Ik heb Aqunok nog nodig voor mijn plannen,’ denkt ze.
Tot haar verbazing, zegt Sorane:
‘Ik heb de indruk dat u mij niet vertrouwd, Heer Aqunok. Zoals ik eerder al zei, was ik op hem verliefd. Ik dacht dat hij ook van mij hield, maar hij maakte misbruik van mijn vertrouwen. Gelukkig voor hem, kwam ik het te laat te weten, want anders had hem, zelf langzaam om het leven gebracht. Niemand zou ooit geweten hebben wat er met die verrader gebeurd was,’ terwijl ze met een even snelle beweging haar wapen laat verdwijnen.
Aqunok kijkt haar nadenkend aan en probeert te achterhalen, waar ze dat wapen zo snel weggeborgen heeft.
‘Ik ben tot in uw vertrekken geraakt, terwijl geen enkele lijfwacht mij kon tegenhouden, Her Aqunok. Ik ben hier om te bewijzen dat u mij kunt vertrouwen. Had ik niet op uw vraag geantwoord, maar geschoten. Dan had u nu misschien in uw bloed op de vloer gelegen.’
Even verandert de blik van Aqunok in een angstige. Dan glimlacht hij, want hij beseft dat ze gelijk heeft.
‘Ik geloof dat je de waarheid spreekt, Sorane. Voorlopig hoor jij tot mijn lijfwacht, zodat ik je in het oog kan houden. Misschien kan ik je capaciteiten, als huurmoordenares, wel nuttiger gaan gebruiken. Maar pas wel op, een misstap en je komt alsnog onder de grond te liggen.’
Hij merkt echter niet dat Sorane zich met de grootste moeite kan dwingen om haar wapen niet te trekken. Op dat moment komen enkele lijfwachten binnen en blijven verrast staan.
‘Hoe kan dat? Jij viel toch naar beneden.’
‘Ik denk dat jij een bril moet gaan kopen, Itana. Je ziet toch dat Sorane hier voor ons staat. Over enige tijd zullen we haar misschien nieuwe taken geven, voorlopig kan ze blijven. Ik denk dat ze de waarheid spreekt, maar toch staat een paar weken onder nauw toezicht.’
Sorane kijkt de leider van de organisatie even aan en knikt dan.
‘Meldt je morgen maar bij Atos. Hij zal op de hoogte zijn en je wegwijs maken in je nieuwe en belangrijkere taken. Daarna zal hij je ook beoordelen en daar zal je verdere leven door bepaald worden.’
Sorane knikt weer en stapt dan voorbij de lijfwachten.
‘Nog iets, Sorane. Je herinnert je die vrouw toch nog die de vorige maal dat je voor mij stond aanwezig was.’
‘Ja, dat was Berana Vorkaor geloof ik.’
’Da klopt. Maar ze hoort niet meer tot mijn vertrouwelingen. Zij bleek samen met enkele anderen tegen mij samen te spannen. Meldt het als je ze met jouw contact zou laten opnemen.’
‘Ik verander niet snel van partij, Her Aqunok. Tenzij ik bedrogen wordt.’
Met ruk draait ze zich weer om en haast zich de gang in. De lijfwachten kijken haar verbaasd na.
Aqunok wil reageren, maar op een teken van de blondine zegt hij niets.
‘Laat haar maar, Aqunok. Ze bedoelt het niet oneerbiedig. Ze is alleen direct op de man af, zoals jullie hier op Enuron zeggen.’
Aqunok knikt.
‘Alleen zou ik wel willen weten, waarom ik er maar niet in slaag haar gedachten te lezen. Normaal zou ik dat moeten kunnen.’
‘Ze zal toch geen Esper zoals ik zijn, Hera.’
‘Nee, dat is ze niet. Dat zou ik dadelijk merken, want dan zou zij proberen om ons beiden te scannen.’
De volgende dagen leert ze door haar taken enkele nieuwe mensen kennen. Alleen heeft ze nu geen enkel contact meer met de Erine en Malon. Een paar weken later lijkt het gevaar geweken. In het restaurant ontmoet ze Rinar Vesino, een jongeman die op het kantoor van Atos, de rechterhand van Aqunok, werkt. Ze weet dat hij dit leven moe is. Maar hij vreest dat Aqunok zijn familie zwaar zou aanpakken als hij uit de organisatie stapt. Sorane zegt hem echter niet de volle waarheid, maar vertelt hem dat ze er ook uit wil stappen, nu Alon dood is. Ze vreest dat Rinar, haar zou kunnen verraden als hij de volle waarheid kent.
‘Maar om dat te doen heb ik meer gegevens nodig, die moeten voorkomen dat Aqunok, mij laat doden.’
‘Wat ga je dan met die gegevens doen, Sorane? Aqunok zal je toch doden en de gegevens vernietigen.’
‘Nee, Rinar. Dat kan hij niet, want de gegevens zullen op een veilige plaats bewaard worden, zodat hij ze nooit kan vinden. En als ik geen natuurlijke dood gestorven ben, dan zullen die gegevens aan het gerecht overgemaakt worden. Als je mij helpt dan zorg ik er ook voor dat jij en je familie veilig zijn.’
Eerst twijfelt hij, maar dan stemt hij toch aarzelend toe.
‘In orde, Sorane ik zal het proberen, maar ik hoop dat jij je woord houdt. Anders zijn, ik, Ora, mijn zus en mijn ouders er geweest.’
‘Wie is Ora?’
‘Een jonge vrouw, die opdient op de vergaderingen van Aqunok. Ik leerde haar een tijdje geleden kennen en we werden verliefd op elkaar. Allebei zijn we dit leven moe, maar tot nu hadden we geen kans om eruit te raken.’
‘Misschien kan zij helpen, Rinar. Maar we moeten wel zeer voorzichtig te werk gaan. Als ze het te vroeg ontdekken zijn we er allen geweest.’
‘Je moet me wel iets beloven, Sorane. Als ze mij pakken, zorg dan dat mijn zus, mijn ouders en Ora in veiligheid gebracht worden.’
Even kijkt Sorane de jongeman aan en knikt dan.
‘Ik zal mijn best doen, Rinar. Maar als we het goed aanpakken en alles volgens mijn plan uitvoeren, zijn we in veiligheid voor ze het ontdekken.’
‘Ik hoop het.’
‘Om te bereiken wat we willen, moeten we wel enkele risico’s nemen, Rinar. Maar als we onze voorzorgen nemen, dan moeten we wel onopgemerkt gegevens kunnen vinden. Laat Ora contact met mij opnemen in de grote trainingszaal. Zij wordt onze tussen persoon. Voorlopig kan jij beter doen alsof je mij niet kent.’
‘In orde. Sorane. Maar is dat niet te gevaarlijk voor Ora. Ik ben opgeleid in de gevechtskunsten, maar zij niet.’
‘Dat is geen probleem, Rinar. We kunnen dat als reden opgeven, waarom een dienstmeisje mij steeds opzoekt. Ik zal haar opleiden en wel een paar trucjes bijbrengen. Misschien zal je jou zelfs nog iets kunnen leren,’ glimlacht Sorane.
Rinar staat als eerste recht en geeft Sorane nog een hand, terwijl hij zegt:
‘Bedankt voor de goede raad, Mevrouw Cobanon. Ik laat Ora weten dat u haar wil helpen om iets meer te zijn dan een dienster.’
‘Je moet me niet bedanken, Rinar. Als Ora een goede leerlinge blijkt te zijn, dan kan ze meer nut hebben voor de organisatie. Ik zorg wel voor je liefje,’ glimlacht Sorane.