“Mmm, lekker, krijgen we taart?’ “Nee, je bent pas morgen jarig. Ik heb ze vast even op de tafel gezet. Zijn ze ingevroren? Nee, maar straks komt de banketbakker even kijken welke kaarsjes er morgen in moeten.” Emanuel gaat aan de houten tafel zitten en gaat toch even met zijn vinger een paar keer door de aangebrachte taarttopping. ‘Emmanuel, kun je je niet beheersen?!’ Vraagt de linkertaart, dwingend. Nu is er bijna de hele hoek uit. Straks weet de banketbrenger niet meer in welke gaten de kaarsen horen. Het zijn Belgische taarten zo aan het accent van spreken te horen. Nog wat likjes. Nog een likje, nog zeer veel likjes zelfs. Likje na likje, zullen we maar zeggen. Emmanuel gaat naar boven, om zijn passer en liniaal te halen, om de taarten weer te laten lijken wat het was. De onbruikbare gaten vult hij met melkpoeder. Opeens beginnen te taarten te zingen. “Dat kunnen die taarten dus ook!” Nu, hebben wij deze twee taarten, voor morgen vast op tafel gezet. Emmanuel wordt 7, driewerf hoera voor Emmanuel. ” ‘Goh, mam de taarten kunnen zingen, roept Emma. Daar is de banketbakker. Hij plaatst 7 echte waskaarsen op de daar voor gemaakte gaten, vraagt vervolgens, waar de taartenkast staat, en de taarten verdwijnen in de ijskast of koelkast zo je wilt. Die Emmanuel maakt het liedje wat de taarten zongen, even af en is erg blij.
Daar is de buurman, bezig de bal uit de tuin te halen. Die was over het hek gevlogen. En als hij met de bal in hand en zo voor Emmanuel staat en zegt, morgen krijg jij je taart en nu vast een stukje zeep om je handjes te wassen. Maar Emmanuel nam de zeep helemaal niet om zich te wassen en likte aan de zeep. Emmanuel wilde weten of het zeepje ook wat kon, maar er gebeurde niets. Daar weerklonk de van de moeder van Emmanel het deurluikje. “Kom, gauw binnen. Ik doe de deur wel open. En wat ruikt het hier lekker!” ze zong het hoogste lied.